We zaten net met een aantal mensen van onze onderzoeksgroep van de Universiteit Utrecht aan het bier tijdens de FAG (Friday Afternoon Gathering) –borrel toen mijn telefoon ging. Vreemd, want ik verwachtte niets en ook een beetje ongemakkelijk want ik was in een gesprek verwikkeld. Op mijn display zag ik dat het Corné Stam was die belde, een enthousiaste jonge vogelaar uit de Alblasserwaard die in het kader van een stage bij het Zuid-Hollands Landschap veel tijd doorbrengt in ‘onze’ waard, de Krimpenerwaard. Wetende dat als hij belt, het maar één ding kan betekenen, nam ik toch maar de telefoon op. Uit de waterval van woorden die meteen over mij uitgestort werd kon ik destilleren dat er een ‘vreemde tapuit’ ergens tussen Ouderkerk en Krimpen aan den IJssel zat. Waarschijnlijk een Woestijntapuit, landelijk gezien een uiterst zeldzame soort. Het verhaal werd vrij snel toch wel erg duidelijk, net zoals het mij op dat moment pijnlijk duidelijk werd dat de schemering allang was ingevallen en het snel te donker zou zijn om nog iets te zien. Het feit dat ik nog in Utrecht zat, zette mij hoe dan ook buiten spel. Ik bedacht snel wie er in de buurt van de opgegeven plek wonen en probeerde met hen contact op te nemen om de melding door te geven. Harm was de enige die opnam en hij ging meteen zoeken. Helaas werd het toch echt te snel donker en de vogel bleek onvindbaar. Met een rustige, heldere nacht voor de boeg had ik weinig hoop dat de vogel, die gemakkelijk ’s nachts trekt, er de volgende ochtend nog zou zitten. Toch in opgewonden staat voegde ik me weer bij mijn collega’s die nog zelden deze kant van mij gezien hadden. Er werd even op een leuke manier over gegrapt en ik moest beloven na het weekend een spannend verhaal te vertellen over mijn poging de vogel alsnog te zien. Daar zou ik mijn best voor doen.
’s Avonds sprak ik met Jonne de plannen voor het weekend door, want hoewel we al besloten hadden te willen gaan trektellen, was het toch ook een zeer aantrekkelijk idee om met het eerste licht te gaan zoeken naar de tapuit. Ik moest maar kiezen. Door de goede treknacht verwachtte ik dat het op de telpost best leuk zou kunnen zijn en vreesde ik dat de tapuit weggevlogen zou zijn. Bovendien zouden er wel meer mensen gaan zoeken, dus ik besloot toch naar de telpost toe te gaan en af te wachten of er een smsje of telefoontje zou komen met het bericht dat de vogel er nog zat. De volgende ochtend stonden Jonne en ik niet geheel onverwachts alleen op trektelpost De Hoekse Sluis. Er vloog nog niet erg veel, maar het was ook pas net licht aan het worden. Na ongeveer 20 minuten kwam al het verlossende belletje. Weer zag ik dat het Corné was die belde en even twijfelde ik of hij misschien alleen zou bellen om te vragen of de vogel nog was teruggevonden, maar toen ik opnam bleek hij weer op dezelfde plek te staan en de Woestijntapuit in beeld te hebben! Jonne begreep meteen wat er aan de hand was en ruimde haar telescoop op om vervolgens direct de auto in te springen. Via de snelste route die ik kon bedenken haastten we ons naar de plek des onheils en daar bleek al een rariteitencomité ter plaatse te zijn. De meeste gezichten waren bekend en hadden daarnaast ook een blije uitdrukking, een teken dat de vogel nog in beeld was. Enkele seconden nadat we de auto uitgestapt waren, kregen Jonne en ik de Woestijntapuit in de kijker en waren we een prachtsoort voor de Krimpenerwaard rijker.
Een batterij telescopen in de vroege ochtend, gericht op de soort van het jaar.
De Woestijntapuit op 'zijn' schuurtje.
Jonne betrapt tussen de twitchers! Ontdekker Corné staat links op de foto.
Iedereen bleef netjes op afstand, de vogel liet zich immers toch wel prachtig bekijken.
De dichtstbijzijnde populaties van de Woestijntapuit leven in Noord-Afrika, maar daar zijn het standvogels. In centraal Azië leven trekkende populaties, met de dichtstbijzijnde broedgebieden in Kazakstan. Soms vliegen – vaak jonge – vogels in het najaar compleet de verkeerde richting in en komen zo in plaats van bijvoorbeeld Oost-Afrika in Nederland terecht, zoals deze Woestijntapuit, een ‘eerste winter’ mannetje. Mannetjes van de Woestijntapuit zijn te herkennen aan hun – niet erg verrassend – zandkleurige verenkleed met zeer contrasterende zwarte vleugels en een zwarte keel. Ook de staart is bijna helemaal zwart met daarboven een witte stuit. Jonge mannetjes zijn nog niet helemaal uitgekleurd, dus het zwart nog niet helemaal effen, maar de tekening is wel al duidelijk te zien. De vogel in kwestie bracht de meeste tijd door op een klein schuurtje of op een hek, en dook af en toe naar de grond om een insect of insectenlarve te pakken. Daarbij liet hij zich fantastisch bekijken en zeker later op de dag zijn er prachtige foto’s gemaakt (niet door mij dus). Het aantal mensen dat kwam kijken groeide in de loop van de ochtend gestaag, wat leidde tot een tafereel dat in de Krimpenerwaard vrij zeldzaam is. Meestal worden bijzondere soorten elders (langs de kust bijvoorbeeld) gezien, en niet midden in een laagveenpolder!
De Woestijntapuit, een eerste winter mannetje.
Allemaal blije gezichten!
Toen we de vogel voldoende bestudeerd hadden besloten we toch nog even terug te gaan naar de telpost in de hoop een paar Kraanvogels te zien om de dag helemaal volmaakt te maken. Dat lukte helaas niet en eigenlijk vloog er helemaal niet zoveel. Het hoogtepunt waren 3 Grote Lijsters die luid roepend over de telpost vlogen. Kriskras door de Krimpenerwaard reden we rond het middaguur weer naar huis om wat in de tuin te gaan werken met de beelden van een geweldig mooie nieuwe soort voor de Krimpenerwaard nog in mijn gedachten. Aan Corné komt alle eer toe voor de ontdekking van het vogeltje en het snelle wereldkundig maken van de waarneming. Ongetwijfeld wordt dit dé soort van 2011 in de Krimpenerwaard!