Thursday, November 3, 2011

De Schorren van Schier

Na op zaterdag met z’n tweeën de westelijke helft van het eiland verkend te hebben, zouden we op zondag met Matthijs en Fransje, een bevriend stel dat dit weekend ook op Schiermonnikoog verbleef, de oostelijke helft verkennen. Net als Terschelling is de westelijk helft deels ingepolderd, deels bebost en bewoond. De oostelijk helft daarentegen is één grote kwelder, aan de noordkant begrensd door een duinenrij. Twee wandelpaden lopen er richting de oostpunt van Schiermonnikoog: één dwars door de kwelder heen en één langs de duinenrij. Wij kozen voor wat wij de mooiste achtten, dus het pad dwars door de kwelder. Matthijs en Fransje waren hier wel eens eerder geweest en verbaasden zich over hoe nat het nu was. Want nat was het. Het veel bewandelde pad was het laagste punt in het landschap en strekte zich nu als een soort kanaal voor ons uit. Toch besloten we het te proberen om met droge voeten in de buurt van de oostpunt van het eiland te komen. Het was bijzonder toepasselijk dat op vele plekken Waterpiepers opvlogen en ook Watersnippen waren alom vertegenwoordigd. Het duurde niet erg lang voordat het pad zelf echt niet meer begaanbaar was en op meerdere plekken had zich rondom het pad een plas had gevormd van enkele tientallen centimeters diep. Pogingen om daar omheen te lopen leverde regelmatig hilarische taferelen op en ik was met mijn oude wandelschoenen de eerste die kletsnatte voeten had. Matthijs zijn rechtervoet was kort daarna ook aan de beurt en bij de laatste, meest verraderlijke plas die we wilden omzeilen stroomde het water ook de schoenen van Fransje in. Jonne kwam uiteindelijk met een extra portie voorzichtigheid als enige met droge voeten de kwelder af, maar ondertussen hadden we wel een bijzonder leuke, gezellige wandeling achter de rug.


Aan vogels was het ondanks het gebrek aan bosjes of losse struiken ook geen gebrek. Al direct toen we de kwelder opliepen zag ik in de verte een roofvogel bidden die mij sterk deed denken aan een Ruigpootbuizerd, hoewel Matthijs zich niet zomaar liet overtuigen. Dat zou later nog komen, toen we in de duinen zaten te lunchen en we letterlijk tegelijkertijd maar liefst 4 Ruigpootbuizerden in beeld hadden. In een rijtje hingen ze te bidden op de door de duinenrij opgestuwde zuidenwind. Wat een prachtige vogels zijn het toch, en er is duidelijk een invasie aan de gang die Matthijs en ik in onze vogelcarrière nog niet eerder hebben meegemaakt. Een ander ornithologisch hoogtepuntje werd door Jonne ‘opgetrapt’. Net toen ik aan het klagen was dat er geen Bokjes tussen de Watersnippen zaten, stapte zij bijna op een exemplaar dat zoals het de soort betaamt geruisloos opvloog, zonder zigzaggende vlucht. Toen de vogel bijdraaide was ook de relatief korte snavel mooi te zien en vlak voor de landing, die bij Bokjes steevast na enkele tientallen meters volgt, waren de ‘tramsporen’ – twee gelige lengtestrepen over de rug – mooi te zien. Onder de lage kweldervegetatie is behalve water ongetwijfeld ook een grote hoeveelheid zaden te vinden en een IJsgors wist daar wel raad mee. Op zo’n 10 meter van ons vandaan schuifelde er een als een muisje over de grond. Een mazzeltje dat hij zich zo goed liet bekijken, want voor Jonne was het een nieuwe soort. Toen de vogel in de gaten kreeg dat hij werd bekeken, vloog hij op waarbij hij ook nog eens zijn kenmerkende roepje liet horen.


Nog voordat we de natte voeten zat waren, liepen we op de kwelder tegen een brede slenk aan die vol stond met water en waar we met geen mogelijkheid overheen konden. We hadden dus geen andere keuze dan richting de duinen te lopen die langs het brede Noordzeestrand liggen. Op het strand vermaakten we ons met de enorme aantallen schelpen en ondertussen probeerden we ondanks de zuidenwind nog wat zeevogels te vinden. Al direct toen we het strand op kwamen lopen was het raak. Een juveniele Grote Jager vloog langs over de waterlijn, en passant wat meeuwen en sterns pestend. Daarna moesten we het doen met verre Eiders en Zwarte Zee-eenden, en nu en dan een langsvliegende Roodkeelduiker. Fransje wilde graag een Jan-van-gent zien, maar daarvan was geen spoor te bekennen tot van het ene op het andere moment ineens meerdere Jan-van-genten aan kwamen vliegen, ook foeragerend en soms relatief dicht langs het strand. Natuurlijk was dat voor ons allemaal een bijzonder gezicht, landrotten als wij zijn.


De tocht over het strand terug richting het westen was gemakkelijker dan de heenweg door de kwelder. Enkele groepjes meeuwen werden nog gecheckt op ringen, maar dat leverde niets op. Toen we de duinen weer overstaken, waren we op de plek waar Jonne en ik gisteren de twee Bladkoningen hadden die Matthijs en Fransje helaas gemist hadden. Nu hielden de vogels echter hun snavel of waren ze verdwenen. Behoorlijk uitgeblust na een heerlijke dag buiten hadden we even wat tijd nodig om bij te komen, waarbij Jonne opmerkte dat mijn brillenpoten weer als witte lijnen op mijn gezicht stonden. ’s Avonds hebben we met z’n vieren nog gezellig een wijntje gedronken en niet al te laat vond iedereen dat het tijd was om te gaan slapen. De laatste nacht op Schiermonnikoog was stil. De meeste toeristen waren al vertrokken en alleen de wind maakte geluid. De volgende ochtend liepen Jonne en ik nog een rondje over de westkant van het eiland, daarbij de vogelscore van het weekend over de 100 heen tillend. Na de lunch worstelden we ons met z’n vieren tegen de harde zuidenwind in de laatste paar kilometers over het eiland richting de boot. Met een licht weemoedig gevoel, maar met leuke herinneringen aan een heerlijk weekend, voeren we terug naar het vasteland. Het dagelijks leven lag daar alweer op ons te wachten.

No comments:

Post a Comment