Saturday, November 12, 2011

Lokale twitch naar Woestijntapuit

We zaten net met een aantal mensen van onze onderzoeksgroep van de Universiteit Utrecht aan het bier tijdens de FAG (Friday Afternoon Gathering) –borrel toen mijn telefoon ging. Vreemd, want ik verwachtte niets en ook een beetje ongemakkelijk want ik was in een gesprek verwikkeld. Op mijn display zag ik dat het Corné Stam was die belde, een enthousiaste jonge vogelaar uit de Alblasserwaard die in het kader van een stage bij het Zuid-Hollands Landschap veel tijd doorbrengt in ‘onze’ waard, de Krimpenerwaard. Wetende dat als hij belt, het maar één ding kan betekenen, nam ik toch maar de telefoon op. Uit de waterval van woorden die meteen over mij uitgestort werd kon ik destilleren dat er een ‘vreemde tapuit’ ergens tussen Ouderkerk en Krimpen aan den IJssel zat. Waarschijnlijk een Woestijntapuit, landelijk gezien een uiterst zeldzame soort. Het verhaal werd vrij snel toch wel erg duidelijk, net zoals het mij op dat moment pijnlijk duidelijk werd dat de schemering allang was ingevallen en het snel te donker zou zijn om nog iets te zien. Het feit dat ik nog in Utrecht zat, zette mij hoe dan ook buiten spel. Ik bedacht snel wie er in de buurt van de opgegeven plek wonen en probeerde met hen contact op te nemen om de melding door te geven. Harm was de enige die opnam en hij ging meteen zoeken. Helaas werd het toch echt te snel donker en de vogel bleek onvindbaar. Met een rustige, heldere nacht voor de boeg had ik weinig hoop dat de vogel, die gemakkelijk ’s nachts trekt, er de volgende ochtend nog zou zitten. Toch in opgewonden staat voegde ik me weer bij mijn collega’s die nog zelden deze kant van mij gezien hadden. Er werd even op een leuke manier over gegrapt en ik moest beloven na het weekend een spannend verhaal te vertellen over mijn poging de vogel alsnog te zien. Daar zou ik mijn best voor doen.

’s Avonds sprak ik met Jonne de plannen voor het weekend door, want hoewel we al besloten hadden te willen gaan trektellen, was het toch ook een zeer aantrekkelijk idee om met het eerste licht te gaan zoeken naar de tapuit. Ik moest maar kiezen. Door de goede treknacht verwachtte ik dat het op de telpost best leuk zou kunnen zijn en vreesde ik dat de tapuit weggevlogen zou zijn. Bovendien zouden er wel meer mensen gaan zoeken, dus ik besloot toch naar de telpost toe te gaan en af te wachten of er een smsje of telefoontje zou komen met het bericht dat de vogel er nog zat. De volgende ochtend stonden Jonne en ik niet geheel onverwachts alleen op trektelpost De Hoekse Sluis. Er vloog nog niet erg veel, maar het was ook pas net licht aan het worden. Na ongeveer 20 minuten kwam al het verlossende belletje. Weer zag ik dat het Corné was die belde en even twijfelde ik of hij misschien alleen zou bellen om te vragen of de vogel nog was teruggevonden, maar toen ik opnam bleek hij weer op dezelfde plek te staan en de Woestijntapuit in beeld te hebben! Jonne begreep meteen wat er aan de hand was en ruimde haar telescoop op om vervolgens direct de auto in te springen. Via de snelste route die ik kon bedenken haastten we ons naar de plek des onheils en daar bleek al een rariteitencomité ter plaatse te zijn. De meeste gezichten waren bekend en hadden daarnaast ook een blije uitdrukking, een teken dat de vogel nog in beeld was. Enkele seconden nadat we de auto uitgestapt waren, kregen Jonne en ik de Woestijntapuit in de kijker en waren we een prachtsoort voor de Krimpenerwaard rijker.

Een batterij telescopen in de vroege ochtend, gericht op de soort van het jaar.

 De Woestijntapuit op 'zijn' schuurtje.

 Jonne betrapt tussen de twitchers! Ontdekker Corné staat links op de foto.

 Iedereen bleef netjes op afstand, de vogel liet zich immers toch wel prachtig bekijken.

De dichtstbijzijnde populaties van de Woestijntapuit leven in Noord-Afrika, maar daar zijn het standvogels. In centraal Azië leven trekkende populaties, met de dichtstbijzijnde broedgebieden in Kazakstan. Soms vliegen – vaak jonge – vogels in het najaar compleet de verkeerde richting in en komen zo in plaats van bijvoorbeeld Oost-Afrika in Nederland terecht, zoals deze Woestijntapuit, een ‘eerste winter’ mannetje. Mannetjes van de Woestijntapuit zijn te herkennen aan hun – niet erg verrassend – zandkleurige verenkleed met zeer contrasterende zwarte vleugels en een zwarte keel. Ook de staart is bijna helemaal zwart met daarboven een witte stuit. Jonge mannetjes zijn nog niet helemaal uitgekleurd, dus het zwart nog niet helemaal effen, maar de tekening is wel al duidelijk te zien. De vogel in kwestie bracht de meeste tijd door op een klein schuurtje of op een hek, en dook af en toe naar de grond om een insect of insectenlarve te pakken. Daarbij liet hij zich fantastisch bekijken en zeker later op de dag zijn er prachtige foto’s gemaakt (niet door mij dus). Het aantal mensen dat kwam kijken groeide in de loop van de ochtend gestaag, wat leidde tot een tafereel dat in de Krimpenerwaard vrij zeldzaam is. Meestal worden bijzondere soorten elders (langs de kust bijvoorbeeld) gezien, en niet midden in een laagveenpolder!

De Woestijntapuit, een eerste winter mannetje.

Allemaal blije gezichten!

Toen we de vogel voldoende bestudeerd hadden besloten we toch nog even terug te gaan naar de telpost in de hoop een paar Kraanvogels te zien om de dag helemaal volmaakt te maken. Dat lukte helaas niet en eigenlijk vloog er helemaal niet zoveel. Het hoogtepunt waren 3 Grote Lijsters die luid roepend over de telpost vlogen. Kriskras door de Krimpenerwaard reden we rond het middaguur weer naar huis om wat in de tuin te gaan werken met de beelden van een geweldig mooie nieuwe soort voor de Krimpenerwaard nog in mijn gedachten. Aan Corné komt alle eer toe voor de ontdekking van het vogeltje en het snelle wereldkundig maken van de waarneming. Ongetwijfeld wordt dit dé soort van 2011 in de Krimpenerwaard!

Thursday, November 3, 2011

De Schorren van Schier

Na op zaterdag met z’n tweeën de westelijke helft van het eiland verkend te hebben, zouden we op zondag met Matthijs en Fransje, een bevriend stel dat dit weekend ook op Schiermonnikoog verbleef, de oostelijke helft verkennen. Net als Terschelling is de westelijk helft deels ingepolderd, deels bebost en bewoond. De oostelijk helft daarentegen is één grote kwelder, aan de noordkant begrensd door een duinenrij. Twee wandelpaden lopen er richting de oostpunt van Schiermonnikoog: één dwars door de kwelder heen en één langs de duinenrij. Wij kozen voor wat wij de mooiste achtten, dus het pad dwars door de kwelder. Matthijs en Fransje waren hier wel eens eerder geweest en verbaasden zich over hoe nat het nu was. Want nat was het. Het veel bewandelde pad was het laagste punt in het landschap en strekte zich nu als een soort kanaal voor ons uit. Toch besloten we het te proberen om met droge voeten in de buurt van de oostpunt van het eiland te komen. Het was bijzonder toepasselijk dat op vele plekken Waterpiepers opvlogen en ook Watersnippen waren alom vertegenwoordigd. Het duurde niet erg lang voordat het pad zelf echt niet meer begaanbaar was en op meerdere plekken had zich rondom het pad een plas had gevormd van enkele tientallen centimeters diep. Pogingen om daar omheen te lopen leverde regelmatig hilarische taferelen op en ik was met mijn oude wandelschoenen de eerste die kletsnatte voeten had. Matthijs zijn rechtervoet was kort daarna ook aan de beurt en bij de laatste, meest verraderlijke plas die we wilden omzeilen stroomde het water ook de schoenen van Fransje in. Jonne kwam uiteindelijk met een extra portie voorzichtigheid als enige met droge voeten de kwelder af, maar ondertussen hadden we wel een bijzonder leuke, gezellige wandeling achter de rug.


Aan vogels was het ondanks het gebrek aan bosjes of losse struiken ook geen gebrek. Al direct toen we de kwelder opliepen zag ik in de verte een roofvogel bidden die mij sterk deed denken aan een Ruigpootbuizerd, hoewel Matthijs zich niet zomaar liet overtuigen. Dat zou later nog komen, toen we in de duinen zaten te lunchen en we letterlijk tegelijkertijd maar liefst 4 Ruigpootbuizerden in beeld hadden. In een rijtje hingen ze te bidden op de door de duinenrij opgestuwde zuidenwind. Wat een prachtige vogels zijn het toch, en er is duidelijk een invasie aan de gang die Matthijs en ik in onze vogelcarrière nog niet eerder hebben meegemaakt. Een ander ornithologisch hoogtepuntje werd door Jonne ‘opgetrapt’. Net toen ik aan het klagen was dat er geen Bokjes tussen de Watersnippen zaten, stapte zij bijna op een exemplaar dat zoals het de soort betaamt geruisloos opvloog, zonder zigzaggende vlucht. Toen de vogel bijdraaide was ook de relatief korte snavel mooi te zien en vlak voor de landing, die bij Bokjes steevast na enkele tientallen meters volgt, waren de ‘tramsporen’ – twee gelige lengtestrepen over de rug – mooi te zien. Onder de lage kweldervegetatie is behalve water ongetwijfeld ook een grote hoeveelheid zaden te vinden en een IJsgors wist daar wel raad mee. Op zo’n 10 meter van ons vandaan schuifelde er een als een muisje over de grond. Een mazzeltje dat hij zich zo goed liet bekijken, want voor Jonne was het een nieuwe soort. Toen de vogel in de gaten kreeg dat hij werd bekeken, vloog hij op waarbij hij ook nog eens zijn kenmerkende roepje liet horen.


Nog voordat we de natte voeten zat waren, liepen we op de kwelder tegen een brede slenk aan die vol stond met water en waar we met geen mogelijkheid overheen konden. We hadden dus geen andere keuze dan richting de duinen te lopen die langs het brede Noordzeestrand liggen. Op het strand vermaakten we ons met de enorme aantallen schelpen en ondertussen probeerden we ondanks de zuidenwind nog wat zeevogels te vinden. Al direct toen we het strand op kwamen lopen was het raak. Een juveniele Grote Jager vloog langs over de waterlijn, en passant wat meeuwen en sterns pestend. Daarna moesten we het doen met verre Eiders en Zwarte Zee-eenden, en nu en dan een langsvliegende Roodkeelduiker. Fransje wilde graag een Jan-van-gent zien, maar daarvan was geen spoor te bekennen tot van het ene op het andere moment ineens meerdere Jan-van-genten aan kwamen vliegen, ook foeragerend en soms relatief dicht langs het strand. Natuurlijk was dat voor ons allemaal een bijzonder gezicht, landrotten als wij zijn.


De tocht over het strand terug richting het westen was gemakkelijker dan de heenweg door de kwelder. Enkele groepjes meeuwen werden nog gecheckt op ringen, maar dat leverde niets op. Toen we de duinen weer overstaken, waren we op de plek waar Jonne en ik gisteren de twee Bladkoningen hadden die Matthijs en Fransje helaas gemist hadden. Nu hielden de vogels echter hun snavel of waren ze verdwenen. Behoorlijk uitgeblust na een heerlijke dag buiten hadden we even wat tijd nodig om bij te komen, waarbij Jonne opmerkte dat mijn brillenpoten weer als witte lijnen op mijn gezicht stonden. ’s Avonds hebben we met z’n vieren nog gezellig een wijntje gedronken en niet al te laat vond iedereen dat het tijd was om te gaan slapen. De laatste nacht op Schiermonnikoog was stil. De meeste toeristen waren al vertrokken en alleen de wind maakte geluid. De volgende ochtend liepen Jonne en ik nog een rondje over de westkant van het eiland, daarbij de vogelscore van het weekend over de 100 heen tillend. Na de lunch worstelden we ons met z’n vieren tegen de harde zuidenwind in de laatste paar kilometers over het eiland richting de boot. Met een licht weemoedig gevoel, maar met leuke herinneringen aan een heerlijk weekend, voeren we terug naar het vasteland. Het dagelijks leven lag daar alweer op ons te wachten.

Friday, October 28, 2011

Bladkoningen tijdens weekendje Schier

De weersvoorspelling was veelbelovend, we hadden tijd en zin, we wilden er graag nog even samen opuit, Matthijs en Fransje gingen ook, er was nog een goedkoop last-minute appartementje beschikbaar en de jaarlijst van Jonne kon nog wel een boost gebruiken. Al met al genoeg redenen om een weekendje naar de Wadden te gaan. Onze keuze was gevallen op Schiermonnikoog. Het enige voor toeristen toegankelijke Waddeneiland waar ik nog nooit geweest was, goed behapbaar in een weekend en, last but not least, Matthijs en Fransje wilden daar ook heen. Donderdagochtend hadden we geboekt en vrijdagmiddag stonden we op de boot van 17.30 uur.

Ondanks de frisse wind en eigenlijk ook tegen Jonne d’r zin gingen we boven op het dek staan om in het laatste licht van de dag nog wat vogels te kunnen zien. Dat leverde in de haven van Lauwersoog al de eerste nieuwe jaarsoort voor Jonne op, een Drieteenmeeuw. Tijdens de vaart van slechts 45 minuten naar het eiland, dat je vanaf het vasteland al goed kunt zien liggen, zagen we ook de eerste jager van het weekend. Een jonge Kleine Jager zwom enkele tientallen meters naast de boot en liet zich kort maar uitgebreid bestuderen. Fransje wilde graag zeehonden zien, maar door de hoge waterstand gaven we haar weinig kans tot we vlakbij Schiermonnikoog de kop van een Gewone Zeehond boven water zagen steken. Het weekend begon goed, zeker als je de lat voor jezelf niet al te hoog legt en vooral voor de gezelligheid gaat. Dat lukt mij niet altijd even goed, maar deze keer gelukkig wel!

Zaterdagochtend stond er geen wekker en met Matthijs en Fransje hadden we ook niets afgesproken. Toch liepen we toevallig vrijwel gelijktijdig weg bij de kampeerboerderij om bij het dorp ontbijt en ander proviand in te slaan. Een mooi moment om de planning door te nemen en we besloten vandaag afzonderlijk het westen van het eiland te verkennen en morgen gezamenlijk de kwelder in het oosten op te gaan. Jonne en ik begonnen in de bossen aan de noordwest kant van het eiland, waar zelfs Jonne de smaak te pakken kreeg en alert was op roepjes en gepriegel van kleine vogels in de bosjes. Dat leverde al gauw een groepje Baardmannetjes op die luid ‘ping’-end een rondje vlogen. Ook vonden we een hele late Fitis, die nu allang in Afrika had moeten zitten. De reden voor zijn vertraging was duidelijk: hij zat niet erg lekker in zijn veren. Een misvormde snavel was het probleem, waardoor hij waarschijnlijk niet voldoende voedsel kon binnenkrijgen om snel genoeg op te vetten voor de trek. De vogel zal de winter niet overleven. Natuurlijke selectie in actie.

Oktober is de maand van de zeldzame loofzangertjes, vooral op de Waddeneilanden. De Bladkoning is er daar één van. Hoewel ik dit jaar al genoeg geluk heb gehad met deze soort op Westenschouwen, had Jonne de soort nog nooit gezien. Dit weekend had ze een goede kans om hem bij te kunnen schrijven. Ze kende het geluid van de Bladkoning, dat ik al meer dan genoeg had laten horen, en wist dus waar ze op moest letten. We moesten er alleen nog een vinden. In de bosjes langs de Prins Bernhardweg, één van de geasfalteerde paden naar het Noordzeestrand, hoorde ik een Tjiftjaf voorzichtig zingen. Een algemeen familielid van de Bladkoning, waarmee deze graag samen optrekt. We stopten bij de Tjiftjaf en luisterden ingespannen om andere roepjes te horen. Enkele seconden later klonk vlak naast ons plotseling een scherp en hoog ‘tsuWIE’. Terwijl Jonne met grote ogen van verbazing haar mond opende om iets te zeggen, had ik het er al uitgefloept: een Bladkoning! Een aantal keer riep hij opvallend hard voor zo’n ontzettend klein priegelvogeltje (hij is maar een fractie groter dan een Goudhaantje) en even later vloog hij het pad over. Snel kregen we hem open en bloot in beeld op een takje en terwijl Jonne naar haar eerste Bladkoning keek, hoorden we ineens hetzelfde roepje achter ons. Een tweede Bladkoning! Jonne was bijzonder opgetogen en ik natuurlijk niet minder. En dan te bedenken dat de dag nog maar net was begonnen!

In de middag volgden diverse leuke waarnemingen elkaar op. Op het Noordzeestrand kwamen we een prachtige groep van zo’n 30 Strandleeuweriken tegen die zich op korte afstand mooi lieten bekijken. Deze soort had Jonne pas een week daarvoor voor het eerst gezien op de Brouwersdam. De roofvogels deden het ook leuk met veel Sperwers, enkele Haviken, Blauwe Kiekendieven en met als hoogtepunt niet minder dan 3 Ruigpootbuizerden. Het is duidelijk dat er dit jaar veel meer van de laatstgenoemde in Nederland terecht zijn gekomen dan normaal. Zouden de geruchten dat het een extreem koude winter wordt dan toch waar zijn…?

Hoe dan ook, met Bladkoning ‘in de pocket’ was voor de rest van het weekend de druk van de ketel. ’s Avonds hebben we lekker gegeten in het dorp en waren we veel te moe om het laat te maken. Heerlijk, zo’n weekendje weg.

Thursday, October 13, 2011

Toptelling en Big Sit!

Iedereen die ik erover vertel is het met me eens dat de Big Sit! alleen maar verzonnen kan zijn door Amerikanen. Dat ik er graag aan mee doe, wordt vaak wat minder begrepen. De Big Sit! (mét uitroepteken) is een vogelwedstrijd waar verspreid over de Verenigde Staten vele teams aan mee doen en die langzaam maar zeker uitwaaiert over de rest van de wereld. Het principe is simpel: op een bepaalde dag (dit jaar zondag 2 oktober) moeten de deelnemende teams proberen vanuit een cirkel met een diameter van 17 voet zoveel mogelijk verschillende soorten vogels waar te nemen. De gebruikelijke regels zijn van toepassing: dode vogels tellen niet mee, en “horen is scoren”. De kans om deze wedstrijd te winnen in de Krimpenerwaard is nihil, maar het geeft een goed excuus om een poosje buiten te staan. Zoals enkele jaren geleden deden wij met de Natuur- en Vogelwerkgroep de Krimpenerwaard (NVWK) mee op trektelpost De Hoekse Sluis bij Bergambacht. Begin oktober is een geweldige tijd om trekvogels te tellen en onze verwachtingen waren hooggespannen. Rob haalde Cor op uit Haastrecht en daarna mij uit Vlist, en gedrieën kwamen we om iets voor 8 uur aan op de telpost. Het was net licht en er waren nog weinig vogels zichtbaar in de lucht, dus gelukkig hadden we voldoende tijd om een batterij telescopen op te zetten en te genieten van de roze gekleurde oostelijke horizon. Erg lang duurde deze rust echter niet.


Vogeltrek is in zekere mate goed te voorspellen. Weersomstandigheden, aanvoer vanuit Scandinavië (te zien op de website van de trektelpost op Falsterbo, het zuidelijkste puntje van Zweden) en kennis over welke aantallen vogels je kunt verwachten zijn basiselementen van de voorspelling. Een week geleden hadden we de eerste golf Vinken over ons heen gekregen, dus die ‘begonnen te vliegen’, maar gedurende de week was het relatief rustig met niet al te best weer. Daarnaast waren er nog weinig lijsterachtigen binnengekomen uit Scandinavië terwijl begin oktober daarvoor toch de tijd is en het niet lang meer kon duren. De binnenkomst van lijsterachtigen zoals Koperwieken kan massaal en spectaculair zijn. Met de wetenschap dat de weersomstandigheden op zondag 2 oktober prima waren voor (zichtbare) vogeltrek en er veel vogels ‘onderweg’ waren, stonden wij gespannen de in de lucht te turen. Na een uurtje barstte het geweld los.

De tikkentellertjes werden verdeeld: Cor zou de Graspiepers doen, Rob de Vinken en ik de Koperwieken. Dat resulteerde bij één van ons in een pijnlijke duim. Wat begon met bescheiden groepjes van 10 tot 20 groeide uit tot prachtig uitgezwermde groepen van soms meer dan 100 Vinken. Hoe wanhopiger Rob werd, hoe meer Cor en ik er plezier in kregen om alsmaar langsvliegende groepen Vinken door te geven. Ondertussen vlogen ook andere soorten heel aardig. Cor kon zijn lol op met kleine groepjes Graspiepers en ik werd soms verrast door mooie bolvormige wolkjes Koperwieken. Behalve veel pap zagen we ook krenten. De Grote Lijsters vlogen best aardig, wat resulteerde in een dagrecord van die soort. Twee hoog overvliegende plevieren bleken zwarte oksels te hebben: Zilverplevieren, een zeldzame verschijning op De Hoekse Sluis. Een Beflijster vloog mee met twee Zanglijsters, een Bonte Strandloper met een Watersnip. Tussen de Graspiepers hoorden we een aantal keer de rauwe roep van een Waterpieper en in een groep Vinken vloog een Smelleken mee. De echte klapper kwam echter al vroeg in de ochtend. Tussen de kleine zangvogeltjes zag ik boven de dijk, vlak voor de telpost, plotseling een dikkere vogel aan komen vliegen met een opvallend lange staart. Alle alarmbellen gingen direct rinkelen en ik riep gauw ‘klauwier!!’. Rob en Cor hadden de vogel snel te pakken en alledrie waren we er heel snel uit: een prachtige brede witte baan over beide vleugels, de markante koptekening en forse formaat duidden op een onmiskenbare Klapekster. Een nieuwe telpostsoort, voor Rob een nieuwe soort voor de Krimpenerwaard en voor mij pas mijn tweede ooit in de waard. Het kan bijna geen toeval zijn dat op De Horde, een telpost op de Lekdijk ongeveer 20 kilometer stroomopwaarts, kort voor onze waarneming ook een Klapekster was gezien.

Alsof dat nog niet genoeg was bleef het aantal soorten maar groeien, wat in het kader van de Big Sit! natuurlijk goed uitkwam. Op een strekdammetje voor de telpost ging kort een meeuw zitten die werd herkend als een derde kalenderjaar Pontische Meeuw, mogelijk een vogel die ik samen met Jonne enkele weken terug ook langs de Lek had gezien. De vogel vloog op en verdween in zuidwestelijke richting, dus mocht worden bijgeschreven op de tellijst. Halverwege de telling kwam er versterking in de persoon van Mieke Verwaal die goed binnenkwam met de opmerking dat er een ‘roofvogeltje’ aankwam. Toen ik met de verrekijker keek in de richting die Mieke aanwees, zag ik boven de Lek een Visarend flappen. Er werd hartelijk gelachen om de aanduiding ‘roofvogeltje’ voor zo’n grote majestueuze vogel. Tot onze blijdschap kwam de vogel, die duidelijk niet van plan was om snel door te trekken, vlak voor de telpost bidden en hij dook zelfs twee keer vergeefs in het water.

Aan het einde van de ochtend werd het steeds rustiger hoewel kleinere groepjes Vinken en Graspiepers bleven doorvliegen. Bovendien lag het regenfront inmiddels recht boven ons wat het zowel voor ons als voor de vogels minder aangenaam maakte. Aan het begin van de middag hielden we het dus voor gezien met een mooi aantal soorten en grote aantallen vogels. De dagrecords van Grote Lijster, Kneu en Vink werden verbroken; van de laatste telden we maar liefst 8512 exemplaren. Het totaal aantal soorten bleef steken op een respectabele 79, de hoogste score voor Nederland. Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat wij ook het enige Nederlandse team waren dit jaar. De winnaar van de Big Sit! dit jaar is een team uit New Jersey, Verenigde Staten, met 117 soorten. Na deze goede trekdag verslechterde het weer waardoor de toevoer uit Noord- en Oost-Europa gestremd wordt. Komend weekend draait de wind weer naar het zuidoosten, daalt de temperatuur en wordt het droog. Perfecte condities voor wederom een vogelrijk weekend! Ik wacht gespannen af…

Meer informatie over de Big Sit! kun je vinden op www.birdwatchersdigest.com/bigsit

Monday, July 18, 2011

De CES en Pont van Gouderak

Lange dagen op het werk, regen in het weekend, en dat allemaal in de komkommertijd. Wat komt er dan nog terecht van vogels kijken of buiten zijn in het algemeen? “Nog wat gedaan in het weekend” is de standaardvraag die je stelt aan collega-vogelaars. “Nee, het was helemaal geen weer joh” lijkt de laatste tijd steevast het antwoord. Is dat realiteit, passiviteit of pessimisme, of misschien een beetje van allemaal?

Na een week lang binnen zitten begint de zuurstofspiegel in mijn bloed dusdanig laag te worden, mijn ogen dusdanig gevoelig voor fel (buiten)licht en mijn longen dusdanig vol stof te raken, dat ik – weer of geen weer – simpelweg naar buiten moet. Gelukkig had ik net als de afgelopen weken een goed excuus om dat te doen, want ik mocht weer vogeltjes gaan ringen in de Stolwijkse Boezem. Tot mijn stijgende verbazing blijft Jonne op vrijdagavond na enig gewik en geweeg toezeggen dat ze mee gaat, ondanks dat ze daarvoor om 4 uur in de ochtend moet opstaan. Zodoende liepen we erg vroeg op zaterdagochtend weer met vier man/vrouw door het zompige veenmoeras te stampen, zwetend in regenbroeken om vooral niet nat te worden van de natte vegetatie. De netten stonden binnen no time op hun plek en bij de eerste ronde konden we vooral Winterkoningen ‘plukken’ (uit het net, voor alle duidelijkheid). We waren echter nog niet toe aan de tweede ronde toen het begon te miezeren en we vreesden een herhaling van vorige week, toen we de netten moesten sluiten voor stevige regen. Gelukkig was dit niet de neerslag waar wij of de vogels erg nat van werden, en erger werd het gedurende de ochtend ook niet. Buiten de nattigheid is zulk grauwe weer overigens prima vangweer. De mistnetten zijn bij bewolkt weer met weinig wind het moeilijkst zichtbaar en dat merk je ook aan de vangstaantallen. Hoewel we conform de CES-regels de vangstresultaten niet mogen beïnvloeden (vaste opstelling van netten zonder geluid of andere lokmethoden) hadden we vandaag als doel om het seizoensrecord van vorige week, namelijk 64 vogels, te verbeteren. Cor deed er nog een schepje bovenop door te melden dat ons all-time record op 69 vogels stond, een score die we op een goede dag toch moesten kunnen verbreken. Zaterdagochtend bleek zo’n goede dag. We vingen veel jonge vogels, vooral Tjiftjaffen en Fitissen, en ook weer een aantal Putters. Het aantal gevangen vogels werd na elke ronde langs de netten opgeteld door onze administratie (Jonne) en bij het laatste rondje wisten we dat het niet meer stuk kon. We eindigden op 83 vogels, een stevige verbetering van het oude record en eentje die moeilijk te verbreken zal zijn. De kwaliteit was overigens iets minder spectaculair dan de kwantiteit, tussen de 14 soorten zat niets onverwachts en deze keer hadden we ook geen buitenlandse terugvangsten.

Toen we in het begin van de middag thuis kwamen stond de bank er weer erg aanlokkelijk bij en de stemmen van Maarten Ducrot en Herbert Dijkstra bleken ideaal om bij in slaap te vallen. Voor de zekerheid had ik maar een wekkertje gezet om voor de zwaarste buien, die de buienradar had voorspeld voor het einde van de middag, weer wakker te zijn zodat ik nog even snel een ‘meeuwenrondje’ kon doen. Die buien kwamen natuurlijk toch iets eerder dan gepland, maar in de auto zat ik prima droog en meeuwen hebben doorgaans niet zoveel last van vies weer (alsof ze enige keus hebben…). Rond Gouda zaten redelijk veel Kleine Mantelmeeuwen (zo’n 200 opgeteld op diverse plekken) maar helaas kon ik geen ringen of gekke soorten ontdekken. Tegen mijn originele plan in ben ik daarom toch maar wat verder langs de Hollandsche IJssel afgezakt richting Ouderkerk aan de IJssel. Niks geks te zien, tot ik op de terugweg een interessante meeuw zag staan net ten westen van Gouderak in een nieuw natuurgebiedje. Een grote meeuw met een ruipatroon dat kenmerkend is voor een derde kalenderjaar vogel (dus geboren in de zomer van 2009), een donkere iris en een vrij lange slanke snavel. Zou dat een…? Omdat ik deze vogels toch nog wat lastig te determineren vind in andere kleden dan volwassen, maakte ik een paar onscherpe determinatieplaatjes voordat de vogel weg vloog zodat ik eenmaal thuis onze eigen meeuwenexpert Johannes kon raadplegen. Hij kon gelukkig de determinatie bevestigen: de eerste Pontische Meeuw van het najaar (na de langste dag) is weer in de Krimpenerwaard aanwezig! Ongetwijfeld zullen er nog vele waarnemingen volgen in de loop van de zomer, hopelijk ook weer van enkele vogels met ringen. Al met al een behoorlijk geslaagd dagje in de regen. Naar buiten gaan met zulk wisselvallig weer is vaak het moeilijkst, maar als je eenmaal buiten bent valt het meestal mee!

Pontische Meeuw (Caspian Gull) langs de Hollandsche IJssel

Monday, July 11, 2011

CES-records en leuke meeuwen

Ondanks een zware week op het werk was het afgelopen zaterdag weer zover. Geen minuut later dan 04.00 uur ging de wekker, en dat terwijl we de avond daarvoor pas om half één thuis gekomen waren van een buurtavond. Eigen schuld? Ja, maar toch was het wel nuttig om ons (‘nieuwe’) gezicht daar even te laten zien. Of bedoel je dat vroege opstaan? Ja, ook eigen schuld, maar zelfs Jonne wilde weer graag mee CESsen dus hoeveel keus heb je dan nog?

Na het journaal van vrijdagavond werd voorspeld dat er ’s nachts een storing met regen over Nederland zou trekken, eerst over het westen van het land en daarna verder schuivend naar het oosten. In mijn optimistische naïviteit dacht ik nog dat dat zou betekenen dat het vast droog zou zijn als we om 05.00 uur op de CES-lokatie zouden aankomen. Dat bleek wel zo te zijn, maar ‘nacht’ is een rekbaar begrip en het ontbreken van regen betekende in dit geval dat de storing nog moest komen en zeker nog niet voorbij was. Het eerste uurtje konden we profiteren van de stilte voor de storm en het was zo broeierig dat we het om half 6 zelfs in ons T-shirt nog warm hadden. Toen het even later begon te waaien voorspelde dat niet veel goeds. Kort daarna begon de miezer, die uitgroeide tot enkele serieuze regenbuien. Dat zijn geen optimale omstandigheden voor het vangen van vogels, want een vogel die vast zit in een net, kan zijn verenkleed niet onderhouden in de regen en loopt daardoor vergrote kans om onderkoeld te raken. Om die reden gingen de netten een poosje dicht, zodat we geen onnodige slachtoffers zouden maken.

Alleen maar kommer en kwel dan? Nou, daar leek het in eerste instantie wel op. We bleken een verkeerde map meegenomen te hebben, waardoor we geen formulieren voor het invullen van de gegevens hadden. Daar hadden we gelukkig snel iets op verzonnen en met een wat verhoogde bloeddruk konden we vervolgens na de eerste ronde langs de netten veel vogels van een ringetje voorzien. Dat het toch niet alleen kommer en kwel was, bleek de rest van de ochtend, want het regende niet alleen waterdruppels, ook vogels. Ondanks dat we een poosje de netten gedwongen dicht moesten houden, vingen we een recordaantal vogels voor de CES 2011. De soort die eruit sprong, was de Putter. Deze vangen we bijna nooit in de boezem, maar toevallig hebben we bij één van de netten dit jaar veel bloeiende Kale Jonker staan, een soort distel met zaadjes waar Putters gek op zijn. Bijna elk rondje konden we daardoor wel een Putter uit het net plukken, wat uiteindelijk in totaal 7 exemplaren opleverde (4 jong, 3 oud). Daarmee waren alle jaarrecords in één regenachtige ochtend verpletterd. Natuurlijk waren wij daarover uitzinnig van vreugde. Wie het kleine niet eert…! Jonne was vooral blij met een jonge Grote Bonte Specht die we vingen, maar die ze (heel verstandig) niet hoefde vast te pakken. Fijne vogels zijn dat toch, alleen zou het prettig zijn als ze begrepen dat een hand niet van hout is. Mijn persoonlijke toppertje van de dag was weer een Belg, deze keer in de vorm van een Kleine Karekiet. Een flink gesleten ring, dus ik ben erg benieuwd wanneer deze wereldreiziger geringd is!

Zondagochtend ben ik in de rest van de Krimpenerwaard weer eens op zoek gegaan naar ringen om af te lezen. Veel meeuwen zijn weer klaar met broeden dus beginnen nu weer rond te zwerven en dat geldt in zekere mate ook voor veel andere vogels. Heerlijk, zo’n rondje door de polders met prachtig weer, dat had ik alweer veel te lang niet meer gedaan. In de polders rond Gouderak genoot ik vooral van de grote groepen Grauwe Ganzen (dat kan, als het gras dat ze eten niet van jou is), groepen Kieviten met behoorlijk veel jonge vogels daartussen, Bruine Kiekendieven en een overvliegende Grote Zilverreiger. Bij Schaapjeszijde besloot ik nog even naar de Hollandsche IJsseldijk te rijden om meeuwen te zoeken en besloot daarvoor een kijkje te nemen in het heringerichte gebiedje net ten oosten van Lageweg. Op dit vrijwel kale terreintje vond ik snel een aantal Kleine Plevieren en een mooi groepje Kneuen. Ook zat er een groepje meeuwen, bestaande uit verschillende soorten. De meeuw met een gitzwarte kop (Kokmeeuwen hebben eigenlijk een donkerbruine kop), dieprode snavel, onderbroken witte oogring en witte vleugels met enkel wat zwarte puntjes viel direct op: een mooie Zwartkopmeeuw. Die zien we in de Krimpenerwaard niet zo heel vaak aan de grond en dat is jammer want ze zijn vaak gekleurringd. Dit exemplaar was dat helaas niet, maar dat deed niets af aan het kijkplezier.

Al cruisend door de polder kwam ik langs het vrijwel droge helofytenfilter in polder Hoek, waar helaas geen Kleinste Strandloper aanwezig was (voor de mensen die niet dagelijks op www.dutchbirding.nl kijken: dat is een soort die afgelopen weekend bij Westkapelle voor het eerst in Nederland gezien werd). Wel vlogen er enkele Zwarte Sterns en klonk de luide zang van een Spotvogel. Op een weiland met wat koeien liep verderop een groepje van 17 Kemphanen die voor het merendeel nog in prachtig broedkleed waren. Daar heb ik op mijn gemakje eens van staan genieten. De bochtafsnijding langs de Lekdijk tussen Lekkerkerk en Bergambacht stond als volgende bestemming op het denkbeeldige lijstje en ondanks dat het hoog water was, zaten er enkele meeuwen op een kribbetje. De eerste van het rijtje bleek een volwassen Geelpootmeeuw te zijn. Deze soort heeft net zulke knalgele poten als alle meeuwen op dat dammetje, Kleine Mantelmeeuwen, maar heeft een lichtgrijze rug (mantel) in plaats van een zwarte. Een schaarse bezoeker in de Krimpenerwaard en dan ook nog eens in volwassen kleed, dan zijn ze het mooist! Ook deze vogel was ongeringd, wat jammer is omdat je zeker van zulke soorten graag wilt weten waar ze vandaan komen. Eerdere ringaflezingen van Geelpootmeeuwen in de Krimpenerwaard wezen op een zuidelijke herkomst, namelijk Zwitserland en Italië.

Zo werd zondag vooral een leuk meeuwendagje ondanks dat het geen ringaflezingen opleverde. Hopelijk brengt de zomer (Jonne is het er pertinent niet mee eens als ik nu al zeg ‘najaar’) nog veel van dat soort leuke dingen. De rest van de middag heb ik maar lui op de bank doorgebracht, met kromme tenen kijkend naar de rampzalig verlopen etappe van de Tour de France. Tijd dat ze wat zuidelijker komen, dan krijgen we vast weer mooie shots van Zwarte Wouwen en Vale Gieren!

Monday, July 4, 2011

Frietzanger en nieuwe tuinlijst

Voor het eerst in tijden ging de wekker zaterdagochtend weer eens om 04.00 uur. Nadat ik een aantal CES-ronden was ‘geëxcuseerd’ om dat er voldoende handen beschikbaar waren en ik volgens Cor ‘mijn tijd ook beter kon besteden’ was ik afgelopen zaterdag weer aan de beurt om mee te doen met een lekker ochtendje vogels ringen in de Stolwijkse boezem. Het was voor het eerst sinds Jonne en ik in ons nieuwe huis langs de Vlist waren ingetrokken dat de wekker zo vroeg ging en het kostte enige moeite om op te staan. Gelukkig hoefde ik niet zo heel zachtjes te doen, want Jonne had besloten weer eens een keertje mee te gaan. Leuk! Met een slaperig hoofd reden we even later naar Haastrecht, waar we overstapten bij Cor in de auto. Normaal zou Cor ons ophalen, maar we wonen nu aan de verkeerde kant van Haastrecht. Morrison pikten we ook nog even op en bij het gloren van de ochtend stapten wij in ganzenpas de boezem in om op ons pad zo min mogelijk vegetatie plat te trappen. De mistnetten waren snel opgezet hoewel de nummering bij één stel netten verkeerd om was, waardoor we die nog even moesten omwisselen.
Het broedseizoen van veel vogels loopt alweer ten einde en dat betekent dat er veel jonge vogels rondvliegen. Dat levert tijdens de CES altijd veel extra vangsten op en tijdens de eerste ronde langs de netten konden we meteen al flink gaan plukken. Inderdaad waren de meeste vogels jong, dit voorjaar uit het ei gekropen. Op het moment dat jonge zangvogels uit het nest vliegen, lijken ze vaak al heel veel op de oude vogels. Bij sommige soorten is het daarom best lastig om ze op leeftijd te brengen, maar bij andere is dat juist weer heel makkelijk. Op een CES locatie, waar regelmatig vogels gevangen en geringd worden, zijn rond deze tijd de meeste volwassen vogels al geringd en de jonge vogels nog niet. Zo vingen we een aantal jonge Rietzangers, die een mooie gelige tint hebben, allemaal ongeringd. Toen er een volwassen vogel in het net hing, zagen we meteen dat hij al geringd was. “Eentje van ons” is dan de logische gedachte, want de meeste geringde vogels die we vangen, hebben we eerder zelf geringd. Deze volwassen Rietzanger was echter een kleine verrassing, een buitenlander! Namelijk eentje die was geringd in België. Bovendien had hij aardig wat vet, dus hij werd prompt omgedoopt tot Frietzanger. Het niveau was weer hoog, maar dat zal wel liggen aan het vroege opstaan.

’s Middags hebben we rustig aan gedaan. De Tour de France was net begonnen, dus met (gemiddeld) half gesloten ogen hebben we, hangend op de bank, gezien hoe de desastreuze valpartijen meteen op dag 1 tot grote verschillen in het klassement leidden. ’s Avonds was het nog steeds lekker weer en we hebben buiten gegeten op het kleine parkeerplaatsje naast ons huis. Het is wennen aan de nieuwe omgeving, maar het is wel lekker rustig met planten, vlinders en vogels overal om ons heen. Waar buiten eten vooral goed voor is, is natuurlijk de nieuwe tuinlijst die we aan het maken zijn. Op een tuinlijst staan alle vogelsoorten die je vanuit de tuin gezien en/of gehoord hebt en als je net op een nieuwe plek woont, groeit die lijst natuurlijk snel. Jonne wilde er graag een soort wedstrijdje van maken, dus we houden allebei een apart lijstje bij. Vanavond is Jonne weer twee soorten op me ingelopen, maar met nog steeds een ruime voorsprong voel ik me op dit moment nog redelijk veilig! Aan de andere kant, ik zit nu helaas twee maanden doordeweeks in een kamer in Wageningen dus ze heeft nu de kans om het mij flink lastig te maken…

Thursday, May 5, 2011

Alles in één

Ringen aflezen, twitchen, trektellen, jaarlijsten, vandaag kwam het allemaal aan bod. Zo’n rijk gevulde (en rijkelijk beloonde!) dag verdient natuurlijk een plaatsje op mijn weblog.

Eigenlijk is het allemaal Rick z’n schuld, zoals wel vaker als toch iemand de schuld moet krijgen. Na een smsje op dinsdag waarin hij zijn plannen openbaarde om toch nog een keer te gaan trektellen dit voorjaar, bij voorkeur op een goede plek, waren de plannen snel gesmeed. Donderdagochtend zou het worden met Breskens als bestemming. De voorspelde zuidoostenwind (gunstig voor Breskens) hielp daarbij een handje en ook uit vogelwaarnemingen van anderen in deze periode was op te maken dat het een goede gok zou zijn om af te reizen naar Zeeuws Vlaanderen. Ik zou rijden met als doel dat we een auto hadden met meer dan twee zitplaatsen, zodat Morrison ook weer mee kon. Om kwart voor vijf vanochtend stapte ik in de auto en ruim twee uur later arriveerden wij op de hoge dijk van Breskens aan de zuidoever van de Westerschelde.

Trektelpost Breskens

Voor de niet-ingewijden onder ons: Breskens is een begrip in de vogelwereld. Haar eerste faam behaalde ze reeds decennia geleden en het is een spreekwoordelijke kinderkamer geweest voor talloze topvogelaars in Nederland. En dan heb ik het natuurlijk niet over het dorpje zelf, het is slechts haar ligging die er toe doet. Net ten westen van het dorp, vlakbij de vuurtoren op de dijk, ligt een telpost met een ideale ligging. Daar waar de kust van Noord-Frankrijk en België een vrij rechte lijn in noordoostelijke richting vormen, buigt deze af richting het oosten aan de zuidzijde van de Westerschelde. Trekvogels die in het voorjaar, wanneer ze terugvliegen naar hun broedgebieden, een noord-noordoostelijke richting aanhouden en liever niet over water vliegen, worden ‘gestuwd’ langs de Franse en Belgische kust of vliegen daar parallel aan. De maximale stuwing vindt echter plaats op het punt waar de kust afbuigt naar het oosten. Breskens ligt op dat punt. De vogels die vanuit het zuiden komen aanvliegen durven de oversteek naar Walcheren niet te maken en buigen met z’n allen af, met de kust mee. De aantallen trekvogels die je daarom in het voorjaar ziet op deze plek, worden bijna nergens in Nederland geëvenaard. Een kanttekening daarbij is dat de wind wel uit de zuid/zuidoost/oost/noordoost  hoek moet komen, anders worden de vogels van de kust af geblazen en vindt er veel minder stuwing plaats. Vandaag waren de omstandigheden goed, zoals dit voorjaar wel vaker overigens.

Uitzicht vanaf Breskens richting ZO

Toen we bij de telpost aankwamen stonden er al zo’n 20 auto’s langs de weg geparkeerd en de post stond behoorlijk vol. Gelukkig hadden we nog geen spectaculaire soorten gemist, want, dat was ik vergeten te vertellen, behalve grote aantallen vogels staat Breskens ook bekend om de goede kans dat er bijzondere soorten overtrekken. ‘Het vloog’ in het begin nog niet zo lekker, maar langzaam trok de trek aan en gingen de gingen de Graspiepers, Gele Kwikken, Gierzwaluwen en Boerenzwaluwen aardig ‘los’. Al snel doken ook de eerste bijzondere soorten op: enkele Wielewalen vlogen langs en twee Beflijsters waren aan het foerageren op een gazon voor de telpost. Terwijl wij ons vermaakten met de voor Krimpenerwaardse begrippen ongekend grote groepen Gele Kwikstaarten, Groenpootruiters en de vele Boompiepers, werden we opgeschikt door een opgewonden kreet. Die kwam van ver weg, want als er zoveel mensen zijn, dan sta je natuurlijk vrij ver uit elkaar. Verstaan deden wij het dus niet, maar het was duidelijk dat er iets leuks gezien werd. Dankzij een duidelijker gearticuleerde beschrijving van waar de mysterieuze vogels in kwestie vlogen, pikten wij ook een groepje van drie Morinelplevieren op die uiteindelijk recht over de telpost kwamen vliegen. Wat een prachtige vogels!

 
Trektellers op Breskens

Korte tijd later zagen we boven de dijk een donkere vogel aan komen vliegen met witte vensters in zijn beide vleugels. Een vogel van ongeveer het formaat van een Kauw en een aparte vlucht. Wat kon dat nou zijn? Met mij waren er velen kortstondig in verwarring, want zo vaak komt het niet voor dat je iets ziet wat je totaal niet kunt plaatsen. Het bleek een Crested Myna te zijn, die erg mooi langs kwam vliegen, maar vanwege zijn status als exoot uit Azië voor weinig mensen ook maar een cent waard was. Desalniettemin was iedereen meteen weer in de hoogste staat van paraatheid. Ik zal niet al te lang meer uitweiden over wat we precies zagen op de telpost. Zeer de moeite waard is wel nog te vertellen dat er een prachtig mooie Roodstuitzwaluw langs kwam vliegen die door velen mooi gezien kon worden, hoewel zo’n langsvliegende vogel natuurlijk in een flits weer verdwenen is. Een landelijke zeldzaamheid! Een allesbehalve complete opsomming van de leukste soorten die wij verder zagen is als volgt: Europese Kanarie, Velduil, Kraanvogel, Dwergstern, Smelleken en vele anderen. De definitieve resultaten zullen zeer binnenkort te vinden zijn op http://www.trektellen.nl/trektelling.asp?telpost=1. Na het middaguur kakte de trek behoorlijk in en besloten wij te vertrekken.

Als volgende bestemming stond op het volledig geïmproviseerde programma het natuurontwikkelingsgebiedje De Blikken waar al enige tijd Steltkluten werden gezien. Dit ligt vlakbij Breskens op Zeeuws Vlaanderen en vanuit de observatiehut zijn veel vogels mooi van dichtbij te bekijken. We vonden inderdaad direct de Steltkluten, wij telden er 7 in totaal. Het zwarte met witte verenkleed in combinatie met de idioot lange knalrode poten blijft erg bijzonder. Bovendien is de soort zelf, afkomstig uit Zuid-Europa, ook bijzonder in Nederland. Dit jaar zijn er echter opvallend veel opgedoken in heel Nederland. Onze aandacht ging natuurlijk ook uit naar allerlei andere soorten, zoals de broedende Geoorde Futen die hun prachtige zomerkleed dragen.

 
Meeuwenkolonie in de Sophiapolder

Morrison deed een beroep op mijn enthousiasme voor het aflezen van meeuwenringen toen hij voorstelde om nog even door de rijden naar de Sophiapolder. Hier huist een grote kolonie Kokmeeuwen waar sinds enkele jaren een (groeiend?) aantal paren Zwartkopmeeuw in broedt. Deze zijn vaak geringd en de afstand is net klein genoeg om kleurringen te kunnen aflezen. We vonden er twee, een witte en een groene, beide gedragen door een Zwartkopmeeuw. Morrison zoekt nog uit waar de vogels geringd zijn. Buiten het feit dat ze vaak ringen dragen, zijn Zwartkopmeeuwen ook gewoon prachtige vogels om te zien (persoonlijk vind ik ze veel mooier dan Kokmeeuwen) en dat gold zeker voor de 22 vogels die hier bij elkaar zaten in het zonnetje. Rick ontdekte aan de rand van de kolonie ook nog een mooie Dwergmeeuw die bijna in zomerkleed was, waarmee het trio van zwartkoppige Europese meeuwen compleet was.

Morrison in actie

Zwartkopmeeuwen (rechter met groene ring)

De dag was mooi, maar toch werd het tijd om een einde aan de vreugde te breien. We aanvaardden de thuisreis door de 6,5 km lange Westerscheldetunnel en over nog veel meer kilometers snelweg. Voordat we Zeeuws Vlaanderen echter achter ons gelaten hadden zag ik nog een verdachte roofvogel vliegen waarvoor ik de auto op verzoek van mijn medereizigers even aan de kant zette. Het bleek een Rode Wouw te zijn, een hele mooie soort om mee af te sluiten! Echt afsluiten deden we echter pas waar ik vandaag begon, in onze ouwe trouwe Krimpenerwaard. Dankzij een telefonische melding (waarvoor dank!) wist ik dat er twee Temminck’s Strandlopers zouden zitten bij het helofytenfilter in polder Hoek bij Bergambacht. Deze soort had ik nog nooit gezien in de Krimpenerwaard en dit was een uitgelezen kans om daar voor eens en altijd verandering in te brengen. Na even zoeken, waarbij we ook de twee Steltkluten tegenkwamen die hier al enkele weken vertoeven, vond Morrison uiteindelijk de beide kleine vogeltjes terug. Een Kievit die ernaast liep leek gigantisch. De Temminckies lieten zich op behoorlijke afstand toch erg leuk zien en de determinatie was tamelijk eenvoudig. Een mooie soort erbij in de waard! Dat was pas echt een mooie afsluiter van dit prachtige dagje uit.

Monday, May 2, 2011

Ross' Meeuw twitch

Terwijl Jonne en ik op zondagochtend in het zonnetje in de tuin zaten bij te komen van de Big Birding Day van de dag ervoor, kreeg ik een smsje van Morrison die de geest alweer te pakken had. “Zin in een Ross’ Meeuw? Ik rij” was de strekking ervan. Had ik niet toevallig net heel subtiel tegen Jonne gezegd: “Goh, er zit een Ross’ Meeuw bij Numansdorp, eigenlijk niet eens zo ver rijden. Da’s echt een mooi meeuwtje.” Op dat moment was Jonne nog in de waan mij door zich passief op te stellen ervan te kunnen weerhouden om haar mee te slepen om te gaan twitchen, maar na dat smsje van Morrison wist ze dat ze geen schijn van kans meer had. “Tsja” zei ik quasi-twijfelend tegen haar, “wat zullen we nou doen?”. Toen ze vervolgens antwoordde: “Nou, als jij gaat, ga ik wel mee”, zaten we een half uur later bij Morrison in de auto op weg naar Numansdorp.

De TomTom bracht ons een heel eind op weg tot we bij een splitsing kwamen waarbij beide wegen waren voorzien van een bordje ‘verboden toegang’. Als een Ross’ Meeuw de beloning is, is het soort dilemma’s waar je dan voor staat vrij simpel op te lossen. De eerste weg bleek het niet te zijn, dus dan moest het de tweede wel zijn. Toen we vervolgens in een soort vakantiepark terecht kwamen wisten we het even niet meer en ik wilde net een bevriende vogelaar bellen om te vragen of hij ons in de juiste richting kon sturen toen we verder op een groep mensen zagen staan met telescopen en dergelijke apparatuur. Kan niet missen! Vervolgens moest alleen nog even het hek om het vakantiepark omzeild worden, maar uiteindelijk kwamen we op de bestemming aan. De vele vertrekkende vogelaars maakten ons enigszins bezorgd of de vogel nog wel aanwezig zou zijn, maar toen we aan kwamen lopen werden we direct geattendeerd op de Ross’ Meeuw die netjes op een slikplaatje zat. Dat blijft toch makkelijk scoren op die manier. Jonne koos echter de moeilijke / onveilige / uitdagende manier en wilde de vogel zelf vinden. Leuk natuurlijk, maar van zulk gedrag word ik bijzonder zenuwachtig, want stel nou dat de vogel dan net wegvliegt… Natuurlijk gebeurt Jonne zoiets niet, en het duurde niet lang voordat Jonne de vogel had gevonden. Ik probeerde me er zo onopvallend mogelijk van te vergewissen dat ze inderdaad de juiste vogel in beeld had, maar de verontwaardigde blik op Jonne d’r gezicht verraadde dat ik daarin behoorlijk gefaald had.

Het natuurontwikkelingsgebied bij Numansgors langs het Hollands Diep, waar de vogel zich bevond, lag er mooi bij met kale slikplaatjes. Het wemelde van de vogels (waarvan de Grauwe Gans toch wat oververtegenwoordigd was) en naast de Ross’ Meeuw was er een Blonde Ruiter ontdekt. In tegenstelling tot de Ross’ Meeuw, die ik eerder al eens gezien had op het strand van Scheveningen, zou de Blonde Ruiter een nieuwe soort voor mij zijn. Helaas bleek dat iets teveel gevraagd, want dit vogeltje was al uren niet gezien. We moesten genoegen nemen met de meeuw, die toch een slag zeldzamer is dan de ruiter. Voor Morrison en Jonne was het wel een nieuwe soort. Het was daarom erg leuk dat de vogel na een paar minuten opvloog en een prachtige vliegshow afleverde, waarbij de opvallende wigvormige staart prachtig te zien was, evenals de helder witte lange vleugels en de sierlijke vlucht. Een kwartier na ons arriveren vloog de meeuw het Hollands Diep op om niet meer terug te komen.

We bleven nog een poosje wachten of de vogel zou terugkeren. De vele aanwezige vogels zorgen voor ruim genoeg afleiding. Zelf was ik extra alert op eventuele nieuwe jaarsoorten voor Jonne, die op haar werk met collega’s een wedstrijdje doet. De vage roep van een Zwartkopmeeuw op grote afstand kreeg daarom uitgebreid aandacht en jawel, aan de overkant van de plas vlogen twee mooie adulte Zwartkopmeeuwen. Een nieuwe jaarsoort voor Jonne en bovendien pas de tweede keer dat ze deze soort zag. Zij blij, ik blij. Groenpootruiters, Kemphanen, Bontbekplevieren, volop steltlopertjes completeerden het sfeervolle voorjaarsplaatje. Vlak voordat we weer op huis aan gingen vond Morrison nog een foeragerende Noordse Kwikstaart, de tweede lifer voor Jonne op een dag, die daarmee zeer succesvol mag heten. Morrison, ook namens Jonne bedankt voor de lift en een mooi middagje vogelen!

Wednesday, April 27, 2011

Big Birding Day

23-04-11: Vanaf een uur of 2 ’s nachts begon het woelen: is de auto volgetankt? Hebben we genoeg proviand in huis? Welke route moeten we volgen? Pas anderhalf uur later ging de wekker, op zichzelf al vroeg genoeg. Zodra Jonne ook klaar was voor de strijd, stapten we om 04.15 uur in de auto om Cor en Morrison uit Haastrecht op te pikken. Ruim voordat het startschot om 05.00 uur zou klinken, stonden we op de parkeerplaats van Café-Restaurant de Loet in het Loetbos bij Lekkerkerk. Daar konden we al een groot deel van de concurrentie begroeten en met het verstrijken van de laatste minuten steeg de spanning. Om klokslag 05.00 uur was het weer zover: de jaarlijkse Big Birding Day van de Krimpenerwaard was een feit. Tijdens deze vogelwedstrijd, georganiseerd door Natuur- en Vogelwerkgroep de Krimpenerwaard, proberen teams van 3 tot 5 mensen gedurende 12 uur zoveel mogelijk vogelsoorten te ‘scoren’ binnen de grenzen van de Krimpenerwaard. De puntentelling is simpel: elke soort is 1 punt waard en exoten/escapes gaan op een aparte lijst. Het team dat aan het einde van de dag, om 17.00 uur, de meeste soorten heeft gezien, is de winnaar. Dit dagje fanatieke competitie weet elk jaar weer aardig wat mensen op de been te brengen en dit jaar deden er 4 teams van 4 personen mee.

In tegenstelling tot eerdere jaren stoven de auto’s dit jaar niet direct na het startschot de parkeerplaats af. Twee teams verlieten de parkeerplaats zelfs te voet en ook de anderen hielden zich relatief kalm. Ons team uit de noordoost hoek van de Krimpenerwaard dook eerst een ander deel van het Loetbos in waar volgens waarneming.nl een Nachtegaal moest zitten. Naast de vele kraaiende hanen zat ook de Nachtegaal hard te zingen. In het donker waren er nog niet veel andere vogels te horen, maar dat veranderde snel toen we aankwamen op de Graafkade bij Berkenwoude waar al Kieviten aan het rondvliegen waren, Rietzangers uitbundig zaten te zingen en waar tot onze verbazing uit eendenkooi Nooitgedacht weer de luide strofen van de Nachtegalenzang klonken. De Bosuil die voor ons uit een boom vloog bleek de enige uilensoort van de dag te worden.

Terwijl de wereld langzaam ontwaakte vervolgden wij onze weg naar de Elserkade waar een mooie ruige rietstrook de polder doorklieft. Hier hoorden we een tweede Bosuil, die reageerde op mijn geïmproviseerde lokroep. Aan zangvogels hoorden we hier onze eerste Kleine Karekiet en Blauwborst van de dag, evenals veel van het ‘normale spul’, zoals Tjiftjaf, Fitis en Winterkoning. Met een vroege Bruine Kiekendief waren we ook best in onze nopjes, onder het motto “Je kunt hem maar beter vast hebben”. Het begon al aardig licht te worden en langzaamaan bekroop mij een ongemakkelijk gevoel omdat we nog geen Roodborst hadden, een soort die in het verleden wel eens lastig is gebleken. We besloten daarom terug te gaan naar het Loetbos om die soort alvast even binnen te slepen. Ondanks dat we nieuwe soorten hoorden zoals Tuinfluiter en Boomkruiper, hield de Roodborst zijn snavel.

Omdat het zonde was om hier veel tijd door te brengen, zijn we maar snel doorgereden naar het Krimpenerhout, waar we na 20 stappen een Grasmus hoorden. Dat was de doelsoort, dus terug de auto in en op naar de surfplas Krimpen. Daar besloten we even een stukje te lopen, wat langs de plas een Oeverloper opleverde, op de plas enkele Kuifeenden en boven de plas wat Visdieven. In de polder achter de golfbaan haalden we onder andere Purperreiger en Smient binnen. Ook de Graspiepers begonnen op dat moment te vliegen. Een mogelijke Rouwkwikstaart konden we niet afmaken, maar daar maakten we ons niet zoveel druk om: “Die komt in wel bij het helofytenfilter in polder Hoek”. Terwijl we terug liepen naar de auto vlogen er twee Witgatjes over.

Op weg naar Krimpen aan de Lek nam Jonne, die de administratie op zich genomen had, de streeplijst nog eens door en kwam tot de conclusie dat we nog geen Turkse Tortel hadden. Daar kwam binnen een minuut verandering in. Als alles toch zo makkelijk was… We doken de stormpolder in waar twee van de vier een Braamsluiper hoorden maar daarmee geen meerderheid haalden. Gelukkig hadden we met de Zwarte Roodstaart meer geluk, die liet zich zelfs even bekijken. Een paar Kneutjes vlogen ook meteen langs. In het Stormpoldervloedbos kwam eindelijk de verlossing: een luid zingende Roodborst! Hier ook weer 2 zingende Nachtegalen (het moet niet gekker worden), een Gaai en drie overvliegende Brandganzen. De gehoopte IJsvogel en Matkop wilden niet meewerken en kregen we de hele dag niet te zien.

Langs de Lekdijk vervolgden wij onze weg naar de Zaag, waar we zoals afgesproken niet op zouden lopen omdat het teveel tijd zou kosten en te weinig zou opleveren. Bij de parkeerplaats riep wel een Groene Specht en een Braamsluiper. Een paar Stormmeeuwen vlogen over. Een stukje verderop op de Lekdijk langs de Bakkerskil bleven we even luisteren of we een Gekraagde Roodstaart konden horen zingen vanaf de Zaag. Die bleef helaas stil, maar wel hoorden we een Koekoek en vlogen er twee Roeken over. Het plan om even bij de Lekdreef te gaan trektellen werd snel weer afgeblazen, want de ligging van de plek bleek toch minder strategisch dan gehoopt. Dan maar snel naar de echte telpost, de Hoekse Sluis. Dat bleek een goede zet. Meteen hadden we Oeverzwaluw en Huiszwaluw rond de telpost vliegend een Tapuit op een hekje in polder Hoek. Een invallende Lepelaar in de polder werd niet door een meerderheid gezien, maar gelukkig vloog er even later nog één mooi langs. Twee valken die langs vlogen bleken respectievelijk een Boomvalk en een Smelleken, en een concurrerend team dat ons even later kwam vergezellen was zo vriendelijk ons op een overtrekkende Blauwe Kiekendief te wijzen. Als dank kregen zij daarop een langs vliegende Kramsvogel aangewezen door Morrison die bijzonder scherp was.

Echter omdat wij de concurrentie niet aan al teveel soorten wilden helpen, besloten wij onze weg te vervolgen richting Bergambacht waar we in de uiterwaarden geen Cetti’s Zanger vonden maar wel de enige Staartmees van de dag. In de uitlaat van de DZH-bakken daar vlakbij zwom een Casarca en op de kant liep een Kolgans met een lamme vleugel. Bij Zanen en Verstoep aan de andere kant van Bergambacht had Morrison een week geleden een IJsvogel met voer zien vliegen, dus het leek de moeite waard om even te posten. Afgezien van druk kibbelende Kleine Plevieren en een overvliegende Grote Mantelmeeuw zagen we echter niet veel. Toen we weer de dijk opgelopen waren werd de Ooievaar die op de kerk van Bergambacht broedt op afstand even ingetikt en ik merkte op dat er ook een roofvogel boven de kerk vloog die er erg spannend uit zag. De vogel kwam recht op ons af vliegen en al gauw werd duidelijk dat het een prachtige Zwarte Wouw was. Regelmatig ging hij even cirkelen waarbij mooi het kantelen van de staart te zien was en uiteindelijk kwam hij vrijwel recht over ons heen gevlogen. Een ‘harde’ soort en voor Jonne zowaar een lifer!

Zonder al te veel tijd te verspillen reden we terug richting het westen naar het helofytenfilter in polder Hoek. Wintertaling en Kemphaan waren snel ‘in the pocket’ en even later vonden we ook het mannetje Rouwkwikstaart dat al vele weken aanwezig is. Een Grote Zilverreiger vloog even op uit één van de bakken van het filter, een soort die steeds makkelijker wordt in het late voorjaar. Net op het moment dat ik de auto moest verplaatsen voor een tractor zagen Morrison en Cor een Watersnip invallen in de dicht begroeide kant van een filterbak. Dat was even een stevige domper, want hoe vind je die terug zonder het gebied in te lopen? Na een kwartier was het nog steeds niet gelukt om hem met de telescoop terug te vinden en we besloten eerst de rest van het filter te bekijken. Dit leverde weinig op dus waren we snel terug bij de bewust bak en ging het speuren verder. Dat leverde een Bosruiter op die goed verscholen zat in de vegetatie, een mooie bonussoort. Na 10 minuten riep Cor opgetogen dat hij ‘hem’ had. Midden in het beeld van de telescoop, zei hij, maar ik zag helemaal niks. Wat een schutkleur hebben die beesten toch en als ze dan stil zitten in de vegetatie zijn ze bijna onzichtbaar! Toen ik voor de vierde keer keek nadat Cor steeds bleef volhouden dat hij nog in beeld zat, bewoog de Watersnip ineens zijn kop en kon ik hem eindelijk ook zien. Gelukkig maar, want het is een lastige soort buiten het winterseizoen in de Krimpenerwaard.

Via de Buitenlanden (Sprinkhaanzanger) reden we naar Schoonhoven, waar we op de begraafplaats binnen een minuut de Boomklever te pakken hadden. Langs de Vlist zagen we weinig en zelfs de beloofde Ringmus in de tuin van de voorzitter van de NVWK was niet thuis. Een Gestreepte Strandloper in een plasje bij het Doove Gat werd toch een ‘rare Tureluur’ en het Haastrechtse Bos sloegen we maar over. In dezelfde hoogspanningsmast als de voorgaande dagen zat wel keurig netjes een laat mannetje Slechtvalk in polder Beneden Haastrecht en toen we ons via de tiendwegen achter Gouderak weer richting het westen verplaatsten kwamen we eindelijk een Ringmus tegen. In polder De Nesse vonden we een man Paapje bij de schuur van het Zuid-Hollands Landschap, maar de Zomertaling die daar al tijden gemeld werd bleef onvindbaar. Toen brak eindelijk het moment aan dat niets meer lukte, zelfs niet toen we nog even het helofytenfilter bezochten voor een herkansing voor de Zomertaling. Om 05.00 uur zat iedereen uitgeblust op het terras van Café-Restaurant de Loet en werden de scores bekend gemaakt. Wij waren geëindigd op 107 soorten, één soort onder het record, en daarmee eindigden we in goed overleg voor het eerst in de geschiedenis van de Krimpenerwaardse Big Birding Day op een gedeelde eerste plaats.

Het was weer een prachtige dag in de Krimpenerwaard met volop zon, mooie vogels en goed gezelschap. ’s Avonds werd een poging gedaan om de overwinningsvreugde erin te houden, maar de vermoeidheid won en het duurde niet lang voordat bij Jonne en mij het kaarsje uit ging. K.O.

Tuesday, February 1, 2011

Op naar Gambia, een nieuw avontuur!

Het is nu 21.00 uur op de dag voor vertrek. Het wordt een kort nachtje, want om 02.30 uur gaat alweer de wekker. Om 05.00 uur word ik verwacht op Schiphol, waar ik eindelijk mijn reispapieren zal krijgen. Om 07.15 uur stijgt het vliegtuig op en om 15.05 uur lokale tijd arriveer ik in Banjul, de hoofdstad van Gambia.

Voordat ik in maart begin met mijn nieuwe baan, op een promotieplek aan de Universiteit Utrecht, wilde ik er graag nog even goed ‘uit’. Financieel was het mogelijk en ik had vakantiedagen opgespaard, dus niets wat mij ervan weerhield om er weer lekker tussenuit te knijpen. Net terug uit Australië en daarna ook nog naar Madeira geweest? Ja, dat is waar, maar zoals ik het zie: kansen moet je pakken. Als je graag wilt reizen dan moet je daar niet mee wachten ‘tot een beter moment’, want dan hou je vooral jezelf voor de gek. Immers, op dat ‘betere moment’ kan je altijd nóg een keer weg als je dat nodig vindt!

Zo plande ik een reis naar India voor in februari. De reisorganisatie kon me niet garanderen dat de reis door zou gaan en ik sprak af dat ik nog maar even niet zou betalen tot er wel zekerheid zou zijn. Dat bleek een goede keus. Begin januari kreeg ik een mailtje met de teleurstellende mededeling dat de reis niet kon doorgaan wegens gebrek aan belangstelling. Met andere woorden: de reisorganisatie zou niet genoeg winst maken. Niet heel lang getreurd; ik moest immers snel op zoek naar een alternatief. De jonge maar nu al goed bekende reisorganisatie BirdingBreaks (http://www.birdingbreaks.nl/) had een vogelfotoreis naar Gambia op het programma staan. Stiekem had ik deze optie natuurlijk allang in mijn achterhoofd en gelukkig was er nog een plekje vrij en kon op relatief korte termijn geregeld worden dat ik mee zou gaan.

Gisterenavond werd ik gebeld door Arie Ouwerkerk. Arie ken ik al een poosje en is één van de beste en bekendste vogel/natuurfotografen in Nederland. Hij begeleidt de groepsreis naar Gambia en deed een belrondje om te controleren of iedereen klaar was voor de reis. Kort kwam het neer op drie vragen: heb je malariapillen? Ja. Heb je O.R.S.? Ja. Heb je 20 euro contant voor de ‘vertrekbelasting’ die ze heffen in Gambia? Ja. Oké, dan zien we elkaar op het vliegveld.

Gambia ligt in Afrika. Het wordt aan de noord-, oost- en zuidkant ingesloten door Senegal en ligt aan de kust, in het westen dus. Het land is ongeveer 300 kilometer lang en tussen de 20 en 50 kilometer breed. Kan je je daar iets bij voorstellen? Een langgerekte reep dus, die met de rivier de Gambia mee kronkelt. De ligging ten zuiden van de Sahara verraadt dat het een relatief arm land is, maar sinds het land stabiel is, is het ecotoerisme behoorlijk op gang gekomen. Vooral bij vogelaars is het in trek, wat de regering heeft doen besluiten een totaal verbod op vogeljacht in te stellen. Daarmee werd het nog aantrekkelijker voor vogelaars, want nu vliegen de vogels niet eens meer voor je weg. Althans, dat heb ik me laten vertellen.

Het wordt mijn eerste kennismaking met Afrika, dus ook met de Afrikaanse avifauna. Het mag dan voornamelijk een fotoreis zijn (ja, natuurlijk gaat de camera mee), maar ik moet bekennen dat ik ook mijn best zal doen voor mijn ‘lijstje’. Sinds ik na Australië en Madeira de 1000 soorten op mijn ‘levenslijst’ gepasseerd ben, ga ik nu voor de 1200. Al was het maar omdat ik daarmee vriend en eeuwige rivaal Rick inhaal, zij het waarschijnlijk voor zeer korte duur. Verder wordt alles voor me geregeld, dus qua voorbereiding kost deze reis eens een keer niet zoveel moeite.

In Gambia zal ik geen beschikking hebben over een computer, laat staan internet. Daarom zal ik geen reisverhalen plaatsen vanuit Gambia, maar dat wil niet zeggen dat ik ze niet schrijf. Zodra ik terug ben, vanaf 17 februari, zal ik uitvoerig mijn belevenissen beschrijven. Hopelijk geïllustreerd met mooie foto’s. Dit mag voor de lezers dus  beschouwd worden als een lekker-makertje. Nog twee weken geduld en dan heb ik weer veel nieuws te vertellen!

Monday, January 17, 2011

Biesbosch productieland

De Brabantse Biesbosch staat bij veel mensen bekend als een ongerept moerasgebied waar de rivier nog vrij spel heeft en bevers geen boom laten staan. Het is toch zeker niet voor niets één van de twintig Nationaal Parken die Nederland rijk is? Nee, natuurlijk ga ik nu niet vertellen dat het anders is. Daarmee bedoel ik te zeggen dat ik vermoed dat het gebied dat voor het publiek ontoegankelijk is, vast onvoorstelbaar prachtig is. Na jaren zeer regelmatig in de Brabantse Biesbosch te hebben vertoefd, fantaseer ik nog steeds over hoe het er achter die dijken uit zou zien, die je op veel plekken het zicht op het echte ongerepte deel van de Biesbosch ontnemen. Nog steeds kan ik mij moeilijk voorstellen dat er in de Biesbosch niet volop Kwakken zitten, zoals ik voorheen wel dacht. Nee, de Brabantse Biesbosch die je daadwerkelijk ziet, is nog steeds de ontgonnen Biesbosch met gigantische akkerbouwpercelen die zich als een volstrekt reliëfloze lappendeken uitstrekt tussen de Nieuwe Merwede en het Steurgat.

In de meeste seizoenen vind ik deze akkerbouwpercelen niet erg interessant wat vogels betreft. Wellicht een onderwaardering, maar mijn voorkeur gaat toch uit naar de randen van de Biesbosch, zoals polder Maltha, en het nieuwe natuurontwikkelingsgebied de Noordwaard, dat recent is afgegraven en nu in verbinding staat met de rivier. In de winter verandert dat echter aanzienlijk, en kan je op deze akkers een waar vogelspektakel aanschouwen. De bietenresten op de kleiige akkers trekken ’s winters vele duizenden ganzen en honderden zwanen aan die in grote groepen komen foerageren. Het afgelopen weekend hebben Jonne en ik twee dagen achter elkaar staan genieten van het luidruchtig gakken van de ganzen en het melancholieke trompetteren van Wilde en Kleine Zwanen.

The high water level of the river Merwede has flooded its floodplains

Daaraan ging vooraf dat Jonne vrijdag een eigen telescoop heeft gekocht. Dat is wel een vreugdedansje waard en volgens mij een schitterende investering in onze relatie! Natuurlijk moest de nieuwe telescoop zaterdag meteen in het veld getest worden. Voor het eerst hoefde Jonne niet in de bittere kou of in de auto op mij te wachten als ik weer eens een groep ganzen afzocht naar halsbanden of bijzondere soorten. Voor het eerst stonden we zij aan zij met allebei een telescoop en konden we zelfs wedstrijdjes doen wie de eerste halsband in een groep ganzen gevonden had. Wedstrijdjes die overigens meestal gewonnen worden door Jonne.

Zo kon het gebeuren dat de akkers waar in de zomer productie wordt gedraaid, ook ’s winters zeer productief werden. In twee dagen vonden we samen maar liefst 18 unieke halsbanden en lazen we 2 pootringen af.  In totaal ging het om 6 Grauwe Ganzen (met blauwe en groene halsbanden), 5 Kolganzen (met zwarte en mintgroene halsbanden), 3 Toendrarietganzen (met gele halsbanden) en 6 Kleine Zwanen (4 gele halsbanden, 1 witte pootring en 1 metalen pootring). Waarschijnlijk hebben we zelfs nog halsbanden gemist in de grote dichte groepen ganzen, maar de behaalde score is voor onze doen uitzonderlijk hoog. De oorzaak laat zich raden! Alle halsbanden hebben we netjes ingevoerd op de website www.geese.org van Alterra. Het mooie van die website is dat je direct de hele levensgeschiedenis krijgt te zien van de gans die je meldt. Je krijgt een compleet overzicht te zien van waar, wanneer en door wie de vogel is geringd, en waar en wanneer de vogel in de tussentijd al eens gemeld is. Dit alles wordt vervolgens ook nog eens keurig geïllustreerd op een mooi kaartje van Google maps. De meeste ganzen die wij in het weekend zagen waren enkele dagen eerder of in december 2010 al eens gezien in de Biesbosch. Twee van de Kleine Zwanen met een halsband waren extra leuk, omdat ik die anderhalve week geleden zelf in mijn handen gehad heb tijdens een vangst in Zeeland.

Many geese and swans are now foraging on beet rests

Al met al waren zowel Jonne als ikzelf bijzonder tevreden met haar nieuwe telescoop. Volgend weekend zullen we eens zien of hij in de Krimpenerwaard net zo goed werkt als in de Biesbosch! Voorlopig zijn de eerste succesjes alvast geboekt.

Thursday, January 13, 2011

Fields of g...eese

Door de stevige dooiaanval die Nederland vorige week meemaakte, is de meeuwenpret langs de Hollandsche IJssel over zijn piek heen. Stonden er eind december nog honderden meeuwen met prachtig mooi zichtbare poten op het ijs van de Hollandsche IJssel, nu staan ze weer op de basaltblokken die alleen met laagwater droog vallen. Bovendien zijn er nu weer veel meer plekken om te gaan foerageren, dus verspreiden de meeuwen zich over het land met als gevolg dat de aantallen bij de Haastrechtse brug te Gouda wat lager zijn. Desondanks kregen we toch nog wat geringde meeuwen in beeld. De paar metaalgeringde Kokmeeuwen kenden we allemaal al van eerder deze winter, maar wel vonden we een paar nieuwe kleurringen. Zo doken er op 3 en 5 januari weer twee ‘nieuwe’ Stormmeeuwen op van Frank Majoor (dus witte ringen met een code startend met een E) en terwijl ik me stond te bedenken dat ik het zo leuk zou vinden om weer eens een gekleurringde Kokmeeuw te zien, vond ik op 7 januari een Kokmeeuw met een rode ring. Ook van een project van Frank Majoor overigens! Het was voor deze vogel na het moment van ringen in eind 2009 de eerste waarneming buiten zijn of haar schijnbaar vaste overwinteringsstek in Hilversum.



 Two Common and one Black-headed Gull with colour rings


Er mogen dan minder meeuwen zitten langs de Hollandsche IJssel, de dooi heeft ook wel een positief effect. De vele (Kol)ganzen die door het winterse weer met veel sneeuw verder zuidwaarts getrokken waren, kwamen massaal terug in de eerste week van januari. Een dag nadat er in de Krimpenerwaard in een groep Kolganzen een tweetal Roodhalsganzen was gemeld, ben ik een ‘rondje Krimpenerwaard’ gaan doen om naar deze vogels te zoeken. Het weer was niet optimaal met een nevel die het zicht beperkte tot enkele honderden meters. Ik vond het daardoor niet verrassend dat ik de Roodhalzen niet kon vinden, maar wat heb ik genoten van het schouwspel van de grootste aantallen ganzen die ik zelf ooit heb gezien in de waard. Het oostelijke deel van polder Geer en Zijde, geheel polder Schuwacht en het oostelijke deel van polder Hoek zaten werkelijk volgestouwd met Kolganzen. Ik zou normaal gesproken schrijven dat je ze zag zover het oog reikte, maar dat is in dit geval met mist niet zo heel verrassend. Tussen de vele duizenden Kolganzen zaten ook voor Krimpenerwaardse begrippen opvallend veel Brandganzen, maar de Roodhalsganzen die werkelijk overal konden zitten, waren onvindbaar. Zelfs zwarte halsbanden waren moeilijk te vinden, iets dat ik wel vaker merk bij zulke grote groepen. Uiteindelijk kreeg ik er maar één in beeld, geringd in december 2008. In een groepje Grauwe Ganzen vond ik wel nog een witte halsband met een opvallende verdikking erop. Een GPS logger! De hoekige getallen van de code van de halsband gaven nog wat afleestwijfels (E32, E2E, of toch 332?), maar coördinator van het betreffende project Berend Voslamber wist me haarfijn uit te leggen dat het toch om 332 ging, een vogel die met foto en al zelfs op de website van geese.org staat (onder ‘nieuws).

Greylag Goose with GPS logger in neck collar 

Deze halsband met GPS logger moet met een antenne worden ‘uitgelezen’. Dat wil zeggen dat het apparaatje gegevens opslaat over waar de vogel zich bevindt en op afstand kunnen die gegevens opgevangen (uitgelezen) worden. “Er zullen binnenkort wel mensen van Alterra heen gaan”, had Berend Voslamber gezegd. Toen ik afgelopen zondag samen met Jonne weer in de buurt ganzen aan het kijken was, reed er op een moment een auto langs over een polderweggetje met een bordje ‘Alterra’ op het dashboard. Dat kon niet missen dacht ik, en toen ik ze aansprak vertelden ze me dat ze inderdaad op zoek waren naar Grauwe Gans 332. Helaas had ik de vogel die dag nog niet gezien en zij zelf hadden de vogel ook nog niet teruggevonden. Ik heb de rest van de middag hard mijn best gedaan om 332 weer te vinden, maar verder dan twee Kolganzen met een zwarte halsband kwam ik niet. Toch is het erg leuk om te zien dat er wel degelijk actie wordt ondernomen als je een waarneming meldt!

Nu de kerstvakantie weer echt voorbij is en de dagen nog steeds kort zijn (dus je met donker van huis gaat en in het donker weer thuis komt), zal het wel weer wat rustiger worden met ringaflezingen. Toch is er ook een positieve ontwikkeling gaande: Jonne gaat een eigen telescoop kopen! Dat betekent dat we voortaan niet meer me z’n tweeën één telescoop hoeven te gebruiken en we samen kunnen zoeken naar ringen, halsbanden en andere leuke dingen. Ik ben benieuwd wat die dubbele inzet allemaal gaat opleveren!

English summary - The ice on the river has gone, so our favorite ring reading spot for gulls is getting less productive. Instead of standing nicely visible on the ice, the gulls are now standing on the rocks again and only with low tide, harder to see and in lower numbers. Nonetheless we did find some metal ringed Black-headed Gulls last week that we knew from earlier this winter and a few 'new' colour ringed gulls: 2 Common and 1 Black-headed Gull, all from Frank Majoor's project. The thaw also has an advantage. Now that the snow has gone lots of geese have returned from further south and several black neck collars can be found again in the flocks of thousands of Greated White-fronted Geese. On the 7th I also found a Greylag Goose with a white neck collar which also contained a GPS logger. Last Sunday I met the people who were trying to retrieve the data from the logger, but unfortunately they couldn't find the bird back, and neither could I. However, it's great to see that it really helps people when you report your sightings!