Sunday, September 29, 2013

Meeuwenringen bij Kijkduin

Zondag 29 september 2013

Gisteren was eindelijk weer zo’n dag waarvan ik dacht: dit is een verhaaltje op mijn weblog waard. Niet dat er sinds de laatste ‘post’ – tot mijn schrik al ruim een jaar geleden – niets interessants meer is gebeurd. Integendeel, het was een druk jaar vol hoogtepunten, maar het kwam er gewoon niet van om iets op te schrijven. Hoog tijd dat daar verandering in komt! Laat ik met gisteren beginnen, en misschien komt er binnenkort nog wel een terugblik, bijvoorbeeld op onze prachtige huwelijksreis naar Ecuador en de Galapagos eilanden!

Gisteren dus. Op uitnodiging van vrienden die bijna dagelijks Den Haag en omstreken uitkammen op zoek naar geringde meeuwen, toog ik naar het strand bij Kijkduin. Naomi en ik hielden onszelf een paar uur zoet met het scannen van groepen Zilvermeeuwen die bij eb massaal op de golfbrekers aan het foerageren waren. Door de oostelijke wind was het laagwater nog iets lager dan normaal, waardoor mooie zandbankjes droog vielen waar ook veel meeuwen op stonden te rusten. Op het zand is het erg makkelijk om te zien of er ringen zitten aan de poten. Doordat veel van deze meeuwen regelmatig in de stad verblijven, zijn ze gewend aan mensen en dus niet erg schuw. Dat was maar goed ook, want door het stralende weer waren er veel mensen op het strand. De meeuwen lieten zich alleen af en toe verstoren door honden. Bijkomend voordeel is dat de meeste geringde meeuwen goed benaderbaar waren en dus makkelijk af te lezen.

Zilvermeeuwen op een van de golfbrekers bij Kijkduin
Naomi in actie op het strand bij Kijkduin
Het totale aantal meeuwen dat langs twee kilometer strand aanwezig was, was indrukwekkend. Ik heb ze niet geteld, maar het zouden er meer dan tweeduizend kunnen zijn geweest. Het overgrote merendeel bestond uit Zilvermeeuwen van alle leeftijden. Er waren opvallend weinig Kleine Mantelmeeuwen, waarschijnlijk zijn de meeste al vertrokken naar zuidelijker streken. Gelukkig worden er ook veel Zilvermeeuwen geringd, dus we konden onze lol op. Naomi had eerder die week al tientallen ringen afgelezen, dus dat beloofde veel goeds. Bij de eerste golfbreker die we tegenkwamen stonden al 100+ Zilvermeeuwen en met ringen was het ook meteen raak. Groene ringen, blauwe ringen en een oranje ring, als ringaflezer kun je echt je hart ophalen hier! Met een telescoop had ik enig voordeel ten opzichte van Naomi, die altijd alleen met een verrekijker afleest, maar haar geoefende oog pikte de ringen er een stuk sneller uit. Het aflezen van de code was wel eenvoudiger met de scoop en zo maakten we er een mooie ‘team effort’ van. Naomi kende bijna alle meeuwen die we aflazen en bij vrijwel elke code die ik opnoemde kreeg ik meteen een samenvatting van waar en wanneer ze de vogel had gezien. 

Eerstejaars Zilvermeeuw met blauw [XZ]
Eerstejaars Zilvermeeuw met zwart [KZ]
Volwassen Zilvermeeuw met rood [VT]
Over het strand wandelden we van de ene naar de andere golfbreker en we checkten ook een aantal groepen rustende meeuwen die wat hoger op het strand stonden. Af en toe hadden we pech als een groep meeuwen werd opgejaagd door een hond voordat we de poten hadden kunnen bekijken, maar we kregen uiteindelijk een mooi aantal ringen in beeld. Alle geringde meeuwen bleken uit Nederland te komen en voor het merendeel door dezelfde persoon te zijn geringd, een apart kleurtje voor het jaar waarin de meeuw geringd is. Het jaar waarin de vogel geringd is, is meestal ook het geboortejaar van de vogel, want de meeste meeuwen worden in de broedkolonie geringd als ze nog niet kunnen vliegen. Aan het einde van onze zoektocht – ik had Jonne inmiddels al gebeld dat ik twee uur later thuis zou zijn dan beloofd – hadden we een respectabel aantal van 34 kleurringen afgelezen. Voor mij een nieuw persoonlijk record! Hieronder nog een paar plaatjes van de meeuwen die we vonden.

Volwassen Zilvermeeuw met rood [08]
Derdejaars Zilvermeeuw met wit [D6]
Volwassen Zilvermeeuw met geel [E189]/[E]
Volwassen Zilvermeeuw met geel [E238]/[E]

Sunday, July 1, 2012

Ringinstructies


Zaterdag 30 juni 2012

Wat lekker hè, die lange dagen in eind juni? Om daar optimaal van te kunnen genieten, moet je echter wel erg vroeg opstaan. De starttijden voor het CES-project zijn volgens de richtlijnen gekoppeld aan zonsopkomst en de wekker ging daarom vanochtend erg vroeg. In dat opzicht was het geen grote verrassing dat ik me vorige week genadeloos versliep. Deze keer zat ik gelukkig wel op tijd in de auto om Morrison en Cor in Haastrecht op te halen en korte tijd later liepen we in de Stolwijkse Boezem. Het Zuid-Hollands Landschap, de beheerder van het gebied, had de paden netjes voor ons gemaaid en uit de voetstappen in het natte gras konden we opmaken dat Marcel al in de boezem aanwezig was. Inderdaad stonden de eerste mistnetten al op en in mum van tijd was de rest ook klaargezet om vogeltjes te vangen. De weersomstandigheden waren zeer aangenaam, hoewel de netten door vogels makkelijker worden gezien als er een felle zon op schijnt. Al voordat we het eerste rondje liepen langs de netten, kwam Morrison aanlopen met de eerste vogel, een Winterkoning.

Even na 07.00 uur werd Cor gebeld door de jeugdwerkgroep van de Natuur- en Vogelwerkgroep de Krimpenerwaard (NVWK) met het bericht dat ze aan het begin van de Stolwijkse boezem stonden. Vandaag zouden we bezoek krijgen van een aantal jeugdleden van de NVWK en twee begeleiders, om ze kennis te laten maken met ringonderzoek. Cor had alle ringspullen in duplo meegenomen, zodat hij op het gemak alles kon uitleggen en laten zien aan de kinderen. Na een rondje rond de netten met de kinderen, nam Cor ze mee naar de ringplek, waar we gelukkig genoeg vogels hadden om het daadwerkelijke ringwerk te demonstreren. De methode voor het bepalen van de vleugellengte was redelijk voorspelbaar, maar zoals altijd leverde de bepaling van de broedvlek en vetgraad verbaasde gezichten op. Hierbij blaas je de veren op de buik en keel opzij, zodat je de naakte huid kunt bekijken. Normaal gesproken zie je dit bij vogels niet, tenzij je ze in de hand hebt. De determinatie van een gevlekte jonge Roodborst en Heggenmus bleek ook leerzaam en een jonge Koolmees boezemde ontzag in door fel van zich af te bijten. Om de beurt mochten de kinderen een vogeltje loslaten. Ondertussen boden de pas uitgevlogen Buizerds boven de boezem vermaak. Eén van de kinderen bleef bij ons achter toen de anderen weer vertrokken waren en hij had de mazzel om nog een paar leuke vogels van dichtbij de kunnen zien. We vingen later op de ochtend onder meer een Spotvogel, Boomkruiper en mannetje Grote Bonte Specht. 

Jonge Torenvalken op het nest in bange afwachting van wat er gebeuren gaat (foto Morrison Pot).

In het begin van de middag was ik weer thuis en na een lekkere lunch buiten in de tuin reed ik weer naar Haastrecht om Morrison op te halen. Eerder deze week was ik gevraagd of ik een nestje Torenvalken kon ringen in een loods van het hoogheemraadschap in Berkenwoude. Een mooi klusje voor een zaterdagmiddag. Morrison had nog geprobeerd om zijn jongere broertje mee te krijgen, maar de spelcomputer bleek interessanter. Bij de loods in Berkenwoude zagen we direct moeder Torenvalk wegvliegen naar een lantaarnpaal even verderop. Het nest zat op bijna 5 meter hoogte en ik liet het graag aan Morrison over om de drie jongen in een emmertje te zetten en beneden te brengen. Samen hadden we de kleine schreeuwertjes snel geringd, terwijl we ondertussen plannen zaten te maken hoe we een wat breder roofvogelonderzoek zouden kunnen opzetten in de Krimpenerwaard. Morrison verzamelde wat braakballen van de Torenvalken en van een Bosuil die blijkbaar ook vaak in de loods zit, om te kunnen bepalen van welk voedsel de vogels hier afhankelijk zijn. Hopelijk zien we deze jonge Torenvalkjes nog eens terug!

Jonge Torenvalk op de weegschaal. Op basis van gewicht en vleugellengte is deze vogel ongeveer 16 dagen oud (foto Morrison Pot).

Thursday, January 26, 2012

Lekker een dagje de stad in

Zondagochtend werden we door Jonne afgezet bij het station en een paar minuten later zaten Morrison en ik in de trein naar Den Haag Centraal voor een lekker dagje de stad in. In de omgeving van Den Haag liggen mijn eerste herinneringen en hoewel ik er allang niet meer woon, blijft het leuk om in die contreien weer eens te bezoeken. Maar laat ik eerlijk zijn, de stad op zich was voor ons natuurlijk niet de reden om naar Den Haag te gaan. Op het station in Den Haag leenden we een OV-fiets en tegen de wind in vervolgden wij onze weg naar het westen, naar Scheveningen. Wind stond er namelijk, storm welhaast! En dan worden buiten het broedseizoen allerlei zeevogels naar de kust geblazen. Dit soort omstandigheden zijn vrij uitzonderlijk en het komt maar een paar keer per jaar voor dat je vanaf de kust zoveel zeevogels kunt zien als afgelopen zondag. Dankzij onze weermannen en –vrouwen kunnen wij vogelaars redelijk goed voorspellen wanneer het de moeite waard is om te gaan ‘zeetrektellen’ en Morrison had bedacht dat zondag wel een mooie dag zou kunnen worden.

Om een lange inleiding kort te houden, wij bevonden ons al gauw op de boulevard van Scheveningen. De pretpier bleek pas om 10.00 uur open te gaan, dus we moesten nog even geduld hebben voordat we vanaf het einde van de pier zeevogels konden gaan kijken. Geen punt, want op het strand was genoeg leuks te beleven. Over de branding vlogen al diverse Drieteenmeeuwen en een jonge Dwergmeeuw. Toen ik even afgeleid was door een groepje meeuwen, attendeerde Morrison mij erop dat er een mooie sneeuwwitte Zwartkopmeeuw langs vloog, een soort die in de winter nog schaarser is dan in de zomer. In de groep meeuwen die ik bekeek zat een Zilvermeeuw met een rode kleurring aan de rechter tibia (deel van het been boven het zogenaamde kniegewricht). Een Buijs-ring, zoals frequente aflezers van meeuwenringen dergelijke ringen noemen, naar de ringer die met deze ringen werkt. Een leuk begin, vonden wij.

Om iets over 10.00 uur liepen we de pretpier op waar altijd een vrolijk muziekje op staat. Onder de welluidende klanken van ‘Simply the best’ van Tina Turner deden wij vast onze regenbroek aan, in dit geval niet zozeer tegen de regen, maar tegen de harde wind. De klonten modder die daarna op de grond achterbleven deden mij opgelucht adem halen toen ik bedacht dat Jonne hier niet net had gestofzuigd. Bij het einde van de pier aangekomen, zagen wij dat er al een paar lokale vogelaars ter plaatse waren, waaronder Rinse van der Vliet, een bekende van het vogelringstation in Meijendel, waar Morrison actief is. Zeetrektellen is simpel: je gaat zitten, zet je telescoop voor je neer en gaat de zee afscannen om alle vogels die je ziet vliegen op naam te brengen. Als je jezelf goed hebt aangekleed, kan dat zelfs best comfortabel zijn, hoewel het meestal gewoon bar koud is, maar dat hoort er ook een beetje bij. Wat meteen opviel waren de vele honderden Drieteenmeeuwen die over de hele horizon spelend in de wind over de golven duikelden. Een zeldzaam spektakel en erg leuk om te zien, vooral de mooie onvolwassen vogels met een markante zwarte tekening op de witte vleugels. Naast de Drieteenmeeuwen waren de Zeekoeten goed vertegenwoordigd, vloog er af en toe een Jan-van-Gent of Roodkeelduiker langs en tot twee keer toe kwam een Middelste Jager langs vliegen, die en passant de Drieteenmeeuwen lastig vielen. Toen we eenmaal in de gaten hadden dat het soortspectrum niet heel breed zou gaan worden, verslapte de aandacht en besloten we meeuwen te gaan zoeken om ringen af te gaan lezen, net als vanochtend op het strand.

Morrison in actie bij het Malieveld in Den Haag

 
Rinse fietste met ons mee naar de Albert Hein, die gelukkig open was, en was zo vriendelijk voor ons een paar broden te sponsoren waar we meeuwen mee konden lokken. In de haven van Scheveningen deden we op verschillende plekken een poging, maar door de harde wind hadden de meeuwen er weinig trek in om te gaan zitten. Een paar keer kregen wij een glimp van een ring, maar het duurde even voordat we de eerste konden aflezen, een tweede winter Zilvermeeuw met een Noorse kleurring. Opvallend veel meeuwen bleken helaas niet geringd te zijn en al vrij snel was het brood op. Tijd om ieders weegs te gaan, en Morrison en ik togen terug naar de supermarkt om toch nog twee broden te halen. Na een enkele verwoede poging bij de boulevard om meeuwen te lokken, besloten we terug te fietsen richting het station, wetende dat we nog langs een paar parken zouden komen. Bij de eerste stop kwamen wel wat Kokmeeuwen netjes op het asfalt zitten en aten de Nijlganzen uit mijn hand, maar er zaten geen geringde vogels tussen. Bij het Malieveld hadden wij onze laatste kans. Op de heenweg ’s ochtends hadden we al een gekleurringde Nijlgans gezien en die konden we nu even opzoeken en aflezen. Het bleek een geringd paartje te zijn en beide vogels waren vorig jaar op het Malieveld geringd. Weinig trekdrift dus! Een hele stoet Kokmeeuwen stond op een rijtje op de kade van een vijvertje en konden een voor een gecontroleerd worden op ringen, maar pas toen we even verderop het brood tevoorschijn haalden kwamen we een exemplaar tegen met een metalen ringetje. Het was duidelijk geen lokale vogel, want van alle Kokmeeuwen die op het brood afkwamen was het een van de meest schuwe. Daardoor bleef hij weinig stil staan, maar Morrison had al snel gezien dat het zeker geen Nederlandse ring was. Telkens als de vogel enkele minuten kwijt was, dook hij plots weer op en toen hij eindelijk goed in beeld was, zag ik de grote letters LITHUANIA staan. Een Kokmeeuw dus uit Litouwen, wat leuk! De code op metalen ringen staat helemaal rondom de poot, dus elke keer konden we een deel van de code achterhalen, tot we helemaal rond waren en we allebei op dezelfde code uit kwamen. Deze succesvolle aflezing was een geschikt moment om de OV-fietsen weer in te leveren en op de trein te stappen. Daar werden we al lekker rozig van een dag in de wind en in Gouda kwam Jonne ons weer trouw ophalen.

’s Avonds restte ons nog de ringaflezingen te melden en van de Nederlandse Zilvermeeuw en de Nijlganzen hadden we binnen 24 uur een overzicht van alle gegevens van de vogels, zoals de ringdatum en –plaats en de eerdere aflezingen van anderen. Prachtig dat het zo werkt en het voelt altijd als een beloning voor je inspanningen om een ring af te lezen. Daarnaast was het dagje Scheveningen ook weer goed voor de jaarlijst, maar vooral was het gewoon heerlijk om weer even uit te waaien.

Sunday, January 8, 2012

Roodhalsgans net geen tuinsoort

De drie koningen zijn alweer terug naar het oosten, dus ik mag je officieel geen Gelukkig Nieuwjaar meer wensen. Maar op mijn weblog gelden natuurlijk andere regels en aangezien dit mijn eerste berichtje van het jaar is, wens ik alle lezers toch nog veel gezondheid, geluk, voorspoed en nog veel meer goede dingen toe voor 2012. Een jaar dat stormachtig begon in Nederland, met bij ons in de tuin zelfs de nodige schade. Gelukkig is de rust weer wat teruggekeerd en ook het dak van ons schuurtje ligt weer klaar om teruggeplaatst te worden nadat het door een rukwind de Vlist was ingewaaid.

Die rust stelde mij ook in de gelegenheid om er dit weekend opuit te gaan. Zaterdag maakte ik een rondje langs de grote rivieren die de Krimpenerwaard begrenzen om te zien of er door de storm nog zeevogels landinwaarts waren geblazen. Helaas bleek dat tegen te vallen: geen Eiders, Zee-eenden of Jan-van-genten te bekennen. Een nevendoel is echter altijd het vinden van (kleur)ringen van meeuwen en daarbij had ik eindelijk weer eens geluk. Op een dammetje bij de IJssellaan stond een volwassen Grote Mantelmeeuw met een zwarte kleurring. De code begon met een J, waaruit je al kunt opmaken dat de vogel in Noorwegen geringd is. Toen ik de vogel op http://www.ringmerking.no/ had ingevoerd, kreeg ik een levensgeschiedenis van de vogel te zien, die opgemaakt is op basis van alle voorgaande aflezingen. Hij bleek in juni 2008 geringd te zijn als nestjong in Noorwegen, waarna hij regelmatig opdook in Denemarken en Nederland. Ik kwam erachter dat Johannes Luiten deze vogel vorig jaar ook had afgelezen op dezelfde locatie! De rest van mijn rondje door de Krimpenerwaard leverde weinig spannende vogels op, maar zoals altijd geniet ik met volle teugen van het water en de groene polders om mij heen.

Cor twitcht Roodhalsgans in polder Keulevaart
 
Zondagochtend bouwde ik eerst onze blokhut op voor zover mogelijk was, maar daarna wilde ik ook nog even een stukje lopen. In polder Keulevaart tegenover ons huis ligt sinds kort een fietspad dat mooi overzicht biedt over de polder. Ik had de afgelopen weken gemerkt dat er regelmatig ganzen in de polder zaten dus ik liep met een telescoop het fietspad op in de hoop wat halsbandjes te vinden en af te lezen. Inderdaad liep er een groep van enkele honderden Kolganzen te grazen en toen ik zo dichtbij was als ik kon komen, zette ik mijn telescoop neer. Ik richtte de scoop op de ganzen en keek vrijwel direct aan tegen een gans die in het gras zat waardoor alleen de nek en kop zichtbaar waren. De kop was wel zo opvallend dat ik direct wist waar ik mee te maken had: zwart met rare witte vlekken, dat kon alleen maar een Roodhalsgans zijn! Toen de vogel even later opstond werden ook de donkerrode hals en borst zichtbaar, net als de prachtig contrasterende zwart-witte tekening van de flank. Roodhalsganzen zijn een ware lust voor het oog en doen exotisch aan, terwijl het een soort is van een ijskoud klimaat. Bovendien zijn ze behoorlijk zeldzaam in Nederland en ik had in de Krimpenerwaard nog nooit een exemplaar gezien waarvan het aannemelijk was dat het om een wilde vogel ging. Dit was dus een hele leuke ontdekking en ik belde meteen Jonne om haar deelgenoot te maken van mijn vreugde. Ze trotseerde haar ernstige verkoudheid om op de fiets even te komen kijken in de koude wind. Ook smste ik even een aantal vogelaars en belde ik Cor en Morrison, die eens in de maand in polder Keulevaart hun wintervogeltelling doen. Geen van beiden had ooit een Roodhalsgans in Keulevaart gezien, dus kwamen ze meteen kijken. Het blijft toch een van de leukste aspecten van het vogelen dat je dit soort momenten kunt delen met je vrienden. Toen ik later thuis was restte mij alleen nog de taak om de waarneming wereldkundig te maken op krimpen.waarneming.nl. De rest van de dag kon ik weer teren op deze leuke waarneming, hemelsbreed op nauwelijks 800 meter van ons huis!

Bewijsplaatje van de Roodhalsgans in polder Keulevaart

Saturday, November 12, 2011

Lokale twitch naar Woestijntapuit

We zaten net met een aantal mensen van onze onderzoeksgroep van de Universiteit Utrecht aan het bier tijdens de FAG (Friday Afternoon Gathering) –borrel toen mijn telefoon ging. Vreemd, want ik verwachtte niets en ook een beetje ongemakkelijk want ik was in een gesprek verwikkeld. Op mijn display zag ik dat het Corné Stam was die belde, een enthousiaste jonge vogelaar uit de Alblasserwaard die in het kader van een stage bij het Zuid-Hollands Landschap veel tijd doorbrengt in ‘onze’ waard, de Krimpenerwaard. Wetende dat als hij belt, het maar één ding kan betekenen, nam ik toch maar de telefoon op. Uit de waterval van woorden die meteen over mij uitgestort werd kon ik destilleren dat er een ‘vreemde tapuit’ ergens tussen Ouderkerk en Krimpen aan den IJssel zat. Waarschijnlijk een Woestijntapuit, landelijk gezien een uiterst zeldzame soort. Het verhaal werd vrij snel toch wel erg duidelijk, net zoals het mij op dat moment pijnlijk duidelijk werd dat de schemering allang was ingevallen en het snel te donker zou zijn om nog iets te zien. Het feit dat ik nog in Utrecht zat, zette mij hoe dan ook buiten spel. Ik bedacht snel wie er in de buurt van de opgegeven plek wonen en probeerde met hen contact op te nemen om de melding door te geven. Harm was de enige die opnam en hij ging meteen zoeken. Helaas werd het toch echt te snel donker en de vogel bleek onvindbaar. Met een rustige, heldere nacht voor de boeg had ik weinig hoop dat de vogel, die gemakkelijk ’s nachts trekt, er de volgende ochtend nog zou zitten. Toch in opgewonden staat voegde ik me weer bij mijn collega’s die nog zelden deze kant van mij gezien hadden. Er werd even op een leuke manier over gegrapt en ik moest beloven na het weekend een spannend verhaal te vertellen over mijn poging de vogel alsnog te zien. Daar zou ik mijn best voor doen.

’s Avonds sprak ik met Jonne de plannen voor het weekend door, want hoewel we al besloten hadden te willen gaan trektellen, was het toch ook een zeer aantrekkelijk idee om met het eerste licht te gaan zoeken naar de tapuit. Ik moest maar kiezen. Door de goede treknacht verwachtte ik dat het op de telpost best leuk zou kunnen zijn en vreesde ik dat de tapuit weggevlogen zou zijn. Bovendien zouden er wel meer mensen gaan zoeken, dus ik besloot toch naar de telpost toe te gaan en af te wachten of er een smsje of telefoontje zou komen met het bericht dat de vogel er nog zat. De volgende ochtend stonden Jonne en ik niet geheel onverwachts alleen op trektelpost De Hoekse Sluis. Er vloog nog niet erg veel, maar het was ook pas net licht aan het worden. Na ongeveer 20 minuten kwam al het verlossende belletje. Weer zag ik dat het Corné was die belde en even twijfelde ik of hij misschien alleen zou bellen om te vragen of de vogel nog was teruggevonden, maar toen ik opnam bleek hij weer op dezelfde plek te staan en de Woestijntapuit in beeld te hebben! Jonne begreep meteen wat er aan de hand was en ruimde haar telescoop op om vervolgens direct de auto in te springen. Via de snelste route die ik kon bedenken haastten we ons naar de plek des onheils en daar bleek al een rariteitencomité ter plaatse te zijn. De meeste gezichten waren bekend en hadden daarnaast ook een blije uitdrukking, een teken dat de vogel nog in beeld was. Enkele seconden nadat we de auto uitgestapt waren, kregen Jonne en ik de Woestijntapuit in de kijker en waren we een prachtsoort voor de Krimpenerwaard rijker.

Een batterij telescopen in de vroege ochtend, gericht op de soort van het jaar.

 De Woestijntapuit op 'zijn' schuurtje.

 Jonne betrapt tussen de twitchers! Ontdekker Corné staat links op de foto.

 Iedereen bleef netjes op afstand, de vogel liet zich immers toch wel prachtig bekijken.

De dichtstbijzijnde populaties van de Woestijntapuit leven in Noord-Afrika, maar daar zijn het standvogels. In centraal Azië leven trekkende populaties, met de dichtstbijzijnde broedgebieden in Kazakstan. Soms vliegen – vaak jonge – vogels in het najaar compleet de verkeerde richting in en komen zo in plaats van bijvoorbeeld Oost-Afrika in Nederland terecht, zoals deze Woestijntapuit, een ‘eerste winter’ mannetje. Mannetjes van de Woestijntapuit zijn te herkennen aan hun – niet erg verrassend – zandkleurige verenkleed met zeer contrasterende zwarte vleugels en een zwarte keel. Ook de staart is bijna helemaal zwart met daarboven een witte stuit. Jonge mannetjes zijn nog niet helemaal uitgekleurd, dus het zwart nog niet helemaal effen, maar de tekening is wel al duidelijk te zien. De vogel in kwestie bracht de meeste tijd door op een klein schuurtje of op een hek, en dook af en toe naar de grond om een insect of insectenlarve te pakken. Daarbij liet hij zich fantastisch bekijken en zeker later op de dag zijn er prachtige foto’s gemaakt (niet door mij dus). Het aantal mensen dat kwam kijken groeide in de loop van de ochtend gestaag, wat leidde tot een tafereel dat in de Krimpenerwaard vrij zeldzaam is. Meestal worden bijzondere soorten elders (langs de kust bijvoorbeeld) gezien, en niet midden in een laagveenpolder!

De Woestijntapuit, een eerste winter mannetje.

Allemaal blije gezichten!

Toen we de vogel voldoende bestudeerd hadden besloten we toch nog even terug te gaan naar de telpost in de hoop een paar Kraanvogels te zien om de dag helemaal volmaakt te maken. Dat lukte helaas niet en eigenlijk vloog er helemaal niet zoveel. Het hoogtepunt waren 3 Grote Lijsters die luid roepend over de telpost vlogen. Kriskras door de Krimpenerwaard reden we rond het middaguur weer naar huis om wat in de tuin te gaan werken met de beelden van een geweldig mooie nieuwe soort voor de Krimpenerwaard nog in mijn gedachten. Aan Corné komt alle eer toe voor de ontdekking van het vogeltje en het snelle wereldkundig maken van de waarneming. Ongetwijfeld wordt dit dé soort van 2011 in de Krimpenerwaard!

Thursday, November 3, 2011

De Schorren van Schier

Na op zaterdag met z’n tweeën de westelijke helft van het eiland verkend te hebben, zouden we op zondag met Matthijs en Fransje, een bevriend stel dat dit weekend ook op Schiermonnikoog verbleef, de oostelijke helft verkennen. Net als Terschelling is de westelijk helft deels ingepolderd, deels bebost en bewoond. De oostelijk helft daarentegen is één grote kwelder, aan de noordkant begrensd door een duinenrij. Twee wandelpaden lopen er richting de oostpunt van Schiermonnikoog: één dwars door de kwelder heen en één langs de duinenrij. Wij kozen voor wat wij de mooiste achtten, dus het pad dwars door de kwelder. Matthijs en Fransje waren hier wel eens eerder geweest en verbaasden zich over hoe nat het nu was. Want nat was het. Het veel bewandelde pad was het laagste punt in het landschap en strekte zich nu als een soort kanaal voor ons uit. Toch besloten we het te proberen om met droge voeten in de buurt van de oostpunt van het eiland te komen. Het was bijzonder toepasselijk dat op vele plekken Waterpiepers opvlogen en ook Watersnippen waren alom vertegenwoordigd. Het duurde niet erg lang voordat het pad zelf echt niet meer begaanbaar was en op meerdere plekken had zich rondom het pad een plas had gevormd van enkele tientallen centimeters diep. Pogingen om daar omheen te lopen leverde regelmatig hilarische taferelen op en ik was met mijn oude wandelschoenen de eerste die kletsnatte voeten had. Matthijs zijn rechtervoet was kort daarna ook aan de beurt en bij de laatste, meest verraderlijke plas die we wilden omzeilen stroomde het water ook de schoenen van Fransje in. Jonne kwam uiteindelijk met een extra portie voorzichtigheid als enige met droge voeten de kwelder af, maar ondertussen hadden we wel een bijzonder leuke, gezellige wandeling achter de rug.


Aan vogels was het ondanks het gebrek aan bosjes of losse struiken ook geen gebrek. Al direct toen we de kwelder opliepen zag ik in de verte een roofvogel bidden die mij sterk deed denken aan een Ruigpootbuizerd, hoewel Matthijs zich niet zomaar liet overtuigen. Dat zou later nog komen, toen we in de duinen zaten te lunchen en we letterlijk tegelijkertijd maar liefst 4 Ruigpootbuizerden in beeld hadden. In een rijtje hingen ze te bidden op de door de duinenrij opgestuwde zuidenwind. Wat een prachtige vogels zijn het toch, en er is duidelijk een invasie aan de gang die Matthijs en ik in onze vogelcarrière nog niet eerder hebben meegemaakt. Een ander ornithologisch hoogtepuntje werd door Jonne ‘opgetrapt’. Net toen ik aan het klagen was dat er geen Bokjes tussen de Watersnippen zaten, stapte zij bijna op een exemplaar dat zoals het de soort betaamt geruisloos opvloog, zonder zigzaggende vlucht. Toen de vogel bijdraaide was ook de relatief korte snavel mooi te zien en vlak voor de landing, die bij Bokjes steevast na enkele tientallen meters volgt, waren de ‘tramsporen’ – twee gelige lengtestrepen over de rug – mooi te zien. Onder de lage kweldervegetatie is behalve water ongetwijfeld ook een grote hoeveelheid zaden te vinden en een IJsgors wist daar wel raad mee. Op zo’n 10 meter van ons vandaan schuifelde er een als een muisje over de grond. Een mazzeltje dat hij zich zo goed liet bekijken, want voor Jonne was het een nieuwe soort. Toen de vogel in de gaten kreeg dat hij werd bekeken, vloog hij op waarbij hij ook nog eens zijn kenmerkende roepje liet horen.


Nog voordat we de natte voeten zat waren, liepen we op de kwelder tegen een brede slenk aan die vol stond met water en waar we met geen mogelijkheid overheen konden. We hadden dus geen andere keuze dan richting de duinen te lopen die langs het brede Noordzeestrand liggen. Op het strand vermaakten we ons met de enorme aantallen schelpen en ondertussen probeerden we ondanks de zuidenwind nog wat zeevogels te vinden. Al direct toen we het strand op kwamen lopen was het raak. Een juveniele Grote Jager vloog langs over de waterlijn, en passant wat meeuwen en sterns pestend. Daarna moesten we het doen met verre Eiders en Zwarte Zee-eenden, en nu en dan een langsvliegende Roodkeelduiker. Fransje wilde graag een Jan-van-gent zien, maar daarvan was geen spoor te bekennen tot van het ene op het andere moment ineens meerdere Jan-van-genten aan kwamen vliegen, ook foeragerend en soms relatief dicht langs het strand. Natuurlijk was dat voor ons allemaal een bijzonder gezicht, landrotten als wij zijn.


De tocht over het strand terug richting het westen was gemakkelijker dan de heenweg door de kwelder. Enkele groepjes meeuwen werden nog gecheckt op ringen, maar dat leverde niets op. Toen we de duinen weer overstaken, waren we op de plek waar Jonne en ik gisteren de twee Bladkoningen hadden die Matthijs en Fransje helaas gemist hadden. Nu hielden de vogels echter hun snavel of waren ze verdwenen. Behoorlijk uitgeblust na een heerlijke dag buiten hadden we even wat tijd nodig om bij te komen, waarbij Jonne opmerkte dat mijn brillenpoten weer als witte lijnen op mijn gezicht stonden. ’s Avonds hebben we met z’n vieren nog gezellig een wijntje gedronken en niet al te laat vond iedereen dat het tijd was om te gaan slapen. De laatste nacht op Schiermonnikoog was stil. De meeste toeristen waren al vertrokken en alleen de wind maakte geluid. De volgende ochtend liepen Jonne en ik nog een rondje over de westkant van het eiland, daarbij de vogelscore van het weekend over de 100 heen tillend. Na de lunch worstelden we ons met z’n vieren tegen de harde zuidenwind in de laatste paar kilometers over het eiland richting de boot. Met een licht weemoedig gevoel, maar met leuke herinneringen aan een heerlijk weekend, voeren we terug naar het vasteland. Het dagelijks leven lag daar alweer op ons te wachten.

Friday, October 28, 2011

Bladkoningen tijdens weekendje Schier

De weersvoorspelling was veelbelovend, we hadden tijd en zin, we wilden er graag nog even samen opuit, Matthijs en Fransje gingen ook, er was nog een goedkoop last-minute appartementje beschikbaar en de jaarlijst van Jonne kon nog wel een boost gebruiken. Al met al genoeg redenen om een weekendje naar de Wadden te gaan. Onze keuze was gevallen op Schiermonnikoog. Het enige voor toeristen toegankelijke Waddeneiland waar ik nog nooit geweest was, goed behapbaar in een weekend en, last but not least, Matthijs en Fransje wilden daar ook heen. Donderdagochtend hadden we geboekt en vrijdagmiddag stonden we op de boot van 17.30 uur.

Ondanks de frisse wind en eigenlijk ook tegen Jonne d’r zin gingen we boven op het dek staan om in het laatste licht van de dag nog wat vogels te kunnen zien. Dat leverde in de haven van Lauwersoog al de eerste nieuwe jaarsoort voor Jonne op, een Drieteenmeeuw. Tijdens de vaart van slechts 45 minuten naar het eiland, dat je vanaf het vasteland al goed kunt zien liggen, zagen we ook de eerste jager van het weekend. Een jonge Kleine Jager zwom enkele tientallen meters naast de boot en liet zich kort maar uitgebreid bestuderen. Fransje wilde graag zeehonden zien, maar door de hoge waterstand gaven we haar weinig kans tot we vlakbij Schiermonnikoog de kop van een Gewone Zeehond boven water zagen steken. Het weekend begon goed, zeker als je de lat voor jezelf niet al te hoog legt en vooral voor de gezelligheid gaat. Dat lukt mij niet altijd even goed, maar deze keer gelukkig wel!

Zaterdagochtend stond er geen wekker en met Matthijs en Fransje hadden we ook niets afgesproken. Toch liepen we toevallig vrijwel gelijktijdig weg bij de kampeerboerderij om bij het dorp ontbijt en ander proviand in te slaan. Een mooi moment om de planning door te nemen en we besloten vandaag afzonderlijk het westen van het eiland te verkennen en morgen gezamenlijk de kwelder in het oosten op te gaan. Jonne en ik begonnen in de bossen aan de noordwest kant van het eiland, waar zelfs Jonne de smaak te pakken kreeg en alert was op roepjes en gepriegel van kleine vogels in de bosjes. Dat leverde al gauw een groepje Baardmannetjes op die luid ‘ping’-end een rondje vlogen. Ook vonden we een hele late Fitis, die nu allang in Afrika had moeten zitten. De reden voor zijn vertraging was duidelijk: hij zat niet erg lekker in zijn veren. Een misvormde snavel was het probleem, waardoor hij waarschijnlijk niet voldoende voedsel kon binnenkrijgen om snel genoeg op te vetten voor de trek. De vogel zal de winter niet overleven. Natuurlijke selectie in actie.

Oktober is de maand van de zeldzame loofzangertjes, vooral op de Waddeneilanden. De Bladkoning is er daar één van. Hoewel ik dit jaar al genoeg geluk heb gehad met deze soort op Westenschouwen, had Jonne de soort nog nooit gezien. Dit weekend had ze een goede kans om hem bij te kunnen schrijven. Ze kende het geluid van de Bladkoning, dat ik al meer dan genoeg had laten horen, en wist dus waar ze op moest letten. We moesten er alleen nog een vinden. In de bosjes langs de Prins Bernhardweg, één van de geasfalteerde paden naar het Noordzeestrand, hoorde ik een Tjiftjaf voorzichtig zingen. Een algemeen familielid van de Bladkoning, waarmee deze graag samen optrekt. We stopten bij de Tjiftjaf en luisterden ingespannen om andere roepjes te horen. Enkele seconden later klonk vlak naast ons plotseling een scherp en hoog ‘tsuWIE’. Terwijl Jonne met grote ogen van verbazing haar mond opende om iets te zeggen, had ik het er al uitgefloept: een Bladkoning! Een aantal keer riep hij opvallend hard voor zo’n ontzettend klein priegelvogeltje (hij is maar een fractie groter dan een Goudhaantje) en even later vloog hij het pad over. Snel kregen we hem open en bloot in beeld op een takje en terwijl Jonne naar haar eerste Bladkoning keek, hoorden we ineens hetzelfde roepje achter ons. Een tweede Bladkoning! Jonne was bijzonder opgetogen en ik natuurlijk niet minder. En dan te bedenken dat de dag nog maar net was begonnen!

In de middag volgden diverse leuke waarnemingen elkaar op. Op het Noordzeestrand kwamen we een prachtige groep van zo’n 30 Strandleeuweriken tegen die zich op korte afstand mooi lieten bekijken. Deze soort had Jonne pas een week daarvoor voor het eerst gezien op de Brouwersdam. De roofvogels deden het ook leuk met veel Sperwers, enkele Haviken, Blauwe Kiekendieven en met als hoogtepunt niet minder dan 3 Ruigpootbuizerden. Het is duidelijk dat er dit jaar veel meer van de laatstgenoemde in Nederland terecht zijn gekomen dan normaal. Zouden de geruchten dat het een extreem koude winter wordt dan toch waar zijn…?

Hoe dan ook, met Bladkoning ‘in de pocket’ was voor de rest van het weekend de druk van de ketel. ’s Avonds hebben we lekker gegeten in het dorp en waren we veel te moe om het laat te maken. Heerlijk, zo’n weekendje weg.